Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0414

Datum uitspraak2001-03-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers24975
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Vonnis d.d. 6 maart 2001- Zaaknummer 24975 1e blad.- DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN Vonnis van de Eerste enkelvoudige kamer in de zaak van: FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V. gevestigd te Utrecht, eiseres bij dagvaarding van 13 augustus 1999, advocaat mr. T.A. Knoop Pathuis, procureur mr. H.J. de Ruijter, en ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ TRANSVEMIJ U.A., gevestigd te Hoogeveen, Van Limburg Stirumstraat 250, gedaagde bij gemelde dagvaarding, advocaat mr. G. Dietz-Kalsbeek, procureur mr. M.A.B. Faber-Siermann. OVERWEGINGEN 1. De vordering en het procesverloop 1.1. Bij conclusie van eis overeenkomstig de dagvaarding heeft eiseres gevorderd dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde 1. zal veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van ¦ 1.631.469,00; 2. zal veroordelen tot betaling aan eiseres van de wettelijke rente over een bedrag van ¦ 2.431.469,00 over de periode van 31 augustus 1995 tot 22 oktober 1996, over een bedrag van ¦ 1.831.469,00 over de periode van 22 oktober 1996 tot november 1997 en over een bedrag van ¦ 1.631.469,00 over de periode van 7 november 1997 tot de dag der algehele voldoening; 3. zal veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van ¦ 1.727,25 (preprocessuele kosten), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding; 4. zal veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van ¦ 12.335,15 (expertisekosten), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding; en 5. zal veroordelen in de kosten van deze procedure. 1.2. Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord de vordering bestreden, met conclusie dat de rechtbank eiseres in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding. 1.3. Eiseres heeft bij conclusie van repliek haar stellingen nader toegelicht en haar vordering verminderd met een bedrag van ¦ 2.500,00. 1.4. Gedaagde is bij conclusie van dupliek bij haar verweer gebleven. 1.5. Vervolgens hebben partijen hun standpunten bij pleidooi doen toelichten. Eiseres bij monde van mr. J.E.E. van Doorn, advocaat te Amsterdam, gedaagde bij monde van mr. G. Dietz-Kalsbeek, advocaat te Amsterdam. Beide raadslieden legden pleitnotities over. 1.6. Tenslotte hebben beide partijen hun procesdossiers overgelegd en vonnis gevraagd. 2. De vaststaande feiten 2.1. Op 14 februari 1995 is een vrachtwagen met oplegger met kenteken VJ-42-VX, bestuurd door [chauffeur], achteruit rijdend in een loods op het perceel Noordkade 64 te Waddinxveen tegen een dragende stalen kolom gereden, waarna het dak van de loods gedeeltelijk is ingestort. De vrachtauto reed met een snelheid van 4 à 5 km. per uur. Hij was bezig de trekker zo te manoeuvreren dat die kon worden geladen. 2.2. De loods behoorde (sinds 24 januari 1995) in eigendom toe aan Vebado Beheer B.V. en was verzekerd bij diverse opstalverzekeraars. Deze laatsten hebben eiseres opgedragen en gemachtigd de onderhavige procedure te voeren. 2.3. De vrachtwagen was eigendom van het transportbedrijf [A.] International Transport B.V. en verzekerd bij gedaagde voor met dat voertuig aan derden toegebrachte schade. 2.4. In opdracht van de opstalverzekeraars heeft GAB […] B.V., hierna te noemen [Expertisebureau 1], op 14 november 1997 een rapportage uitgebracht betreffende de toedracht, oorzaak en afwikkeling van de schade. Deze werd begroot op een bedrag van ¦ 2.431.469,00. 2.5. Zijdens gedaagde is het expertisebureau […], hierna te noemen [Expertisebureau 2], ingeschakeld. 2.6. Gedaagde heeft een bedrag van ¦ 800.000,00 betaald. 3. Het standpunt van eiseres 3.1. Eiseres stelt chauffeur[chauffeur] aansprakelijk voor de volledige schade. Volgens haar was voorzienbaar en dus geheel toerekenbaar dat het omver rijden van een dragende hoofdkolom van een gebouw leidt, althans kan leiden, tot instorting van dat gebouw. 3.2. De opstalverzekeraars hebben op 31 augustus 1995 het door [Expertisebureau 1] genoemde schadebedrag van ¦ 2.431.469,00 aan VeBaDo vergoed. Op grond van artikel 284K zijn zij gesubrogeerd in de rechten van VeBaDo jegens de aansprakelijke partij en jegens gedaagde uit hoofde van artikel 6 WAM. 3.3. Gedaagde heeft via de door haar aangestelde schade-expert [Expertisebureau 2], erkend dat de schade van VeBaDo een bedrag van ¦ 2.431.469,00 beliep. Zij kan nu niet meer stellen dat de schade aanzienlijk lager is. 3.4. De opstalverzekeraars maken derhalve aanspraak op het door hen uitgekeerde bedrag minus de betaling van ¦ 800.000,00 en het eigen risico van VeBaDo ad ¦ 2.500,00, vermeerderd met rente en kosten. 4. Het standpunt van gedaagde 4.1. Door een bedrag ad ¦ 800.000,00 aan de opstalverzekeraars uit te keren heeft zij de volledige schade aan de loods betaald, althans ruimschoots haar aandeel in de schade voldaan. Zij voert hiertoe de volgende argumenten aan. 4.2. [chauffeur] mocht ervan uitgaan dat de loods bestand zou zijn tegen een stootje. Voor hem was niet voorzienbaar dat een geringe manoeuvreerfout van zijn kant een miljoenenschade tot gevolg zou hebben. Hij handelde dus niet onrechtmatig. 4.3. Gedaagde stelt dat de gevorderde schade niet in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de chauffeur berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. 4.4. De schade is mede het gevolg van omstandigheden die aan VeBaDo kunnen worden toegerekend. VeBaDo heeft immers de loods verhuurd, terwijl zij wist dat deze zou worden gebruikt voor opslag van goederen en de aan- en afvoer daarvan door middel van (zware) vrachtauto's, waarbij niet altijd de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid van de in de loods manoeuvrerende chauffeurs kan worden verwacht. Ter voorkoming van dergelijke schade als de onderhavige had zij op eenvoudige wijze veiligheidsmaatregelen kunnen treffen. 4.4. De opstalverzekeraars hebben bij de berekening van de door VeBaDo geleden schade een verkeerde maatstaf aangelegd. 4.5. Gelet op de ouderdom van de loods is het niet redelijk om voor de berekening van de schade uit te gaan van de herbouwwaarde, zoals door [Expertisebureau 1] is gedaan, maar dient de schade te worden vastgesteld aan de hand van de waardevermindering van de loods. TVM is ten deze niet gebonden aan de bevindingen van het door haar ingeschakelde expertisebureau [Expertisebureau 2]. 5. De beoordeling 5.1. De rechtbank gaat er op grond van de vaststaande feiten vanuit, dat [chauffeur] onrechtmatig heeft gehandeld door tegen de kolom aan te rijden met de vrachtauto. Voorts concludeert zij dat, de loods niet aan de eisen voldeed, die daaraan gesteld mogen worden, gelet op het doel waarvoor deze werd gebruikt. De loods was immers bestemd voor opslag, in verband waarmee er regelmatig vrachtauto’s in en uit reden. Een dergelijke loods moet tegen een stootje kunnen. 5.2. De rechtbank is van oordeel, dat zowel de onrechtmatige gedraging van de chauffeur als de gebrekkige toestand van het gebouw oorzaak zijn van de schade. Enerzijds is niet gesteld en is er geen aanwijzing, dat de loods zou zijn ingestort als de vrachtauto niet tegen de kolom was aangereden. Anderzijds, is niet te verwachten, dat een loods die geschikt is voor het in- en uitrijden van vrachtauto’s, instort als een vrachtauto met geringe snelheid tegen een kolom aanrijdt. 5.3. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre de schade aan de verschillende oorzaken moet worden toegerekend, houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval. Zij is van oordeel dat er geen sprake is van grove schuld aan de zijde van [chauffeur]. Gedaagde heeft immers niet weersproken gesteld, dat deze stapvoets achteruit is gereden. Het enige dat aan de chauffeur kan worden verweten is dat hij niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht, waarbij van belang is dat het gewicht van de vrachtauto een gevaarzettende factor was. In die zin is [chauffeur] onvoldoende oplettend geweest. Verder is de geschonden norm relevant. Nu het ongeval niet plaats vond op een weg, is er geen sprake van overtreding van een verkeersnorm. Dat een veiligheidsnorm is overtreden, is door eiseres wel betoogd, maar niet onderbouwd. [chauffeur] heeft volgens de rechtbank een zorgvuldigheidsnorm overtreden. Voorts is van belang dat het gaat om een loods die voor opslag wordt gebruikt en kennelijk zodanig is ingericht dat (zware) vrachtwagencombinaties in- en uit moeten rijden om de opgeslagen goederen in te laden en te vervoeren. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat niet iedere chauffeur steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zal betrachten. Verondersteld mag worden dat een dergelijke loods tegen een stootje bestand is. Tenslotte speelt een rol dat er alleen materiële schade is en geen letselschade. Rekening houdend met al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel, dat gedaagde door een bedrag van ¦ 800.000,00 te betalen, hetgeen ongeveer een derde bedraagt van de schade waarop eiseres maximaal aanspraak kan maken, haar deel van de schade heeft betaald. 5.4. De vordering van eiseres zal derhalve worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. BESLISSINGEN De rechtbank: 1. Wijst het gevorderde af. 2. Veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op ¦ 19.600,00 voor salaris procureur en ¦ 7.510,00 voor verschotten. Gewezen door mr. F. le Poole, bijgestaan door mr. N.R. Boonstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 6 maart 2001, en door de rechter en de griffier voornoemd ondertekend.