
Jurisprudentie
AB0352
Datum uitspraak2001-03-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers030177-00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers030177-00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
parketnummer: 030177-00
datum uitspraak: 1 maart 2001
op tegenspraak
raadsman: mr. C. Eenhoorn
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in de [plaats detentie].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2001.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, opzettelijk en met
voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer 1], van het leven
heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1]
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 1] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, opzettelijk een
vrouw, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet
de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1] dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 1] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan
van enig strafbaar feit, te weten de diefstal van een hoeveelheid geld en/of
een rugzak met inhoud, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1],
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke doodslag werd
gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, opzettelijk een
vrouw, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet
de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1] dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de hals en/of keel van
genoemde [slachtoffer 1] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een
rugzak met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], voornoemd,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen
en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd heeft gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden;
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [slachtoffer 1], heeft
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een rugzak met inhoud,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1] heeft
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd heeft gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 augustus l994, althans in of omstreeks de periode van 9
tot en met 14 augustus l994, in de gemeente Utrecht, opzettelijk en met
voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft
beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, (al dan niet -mede- met behulp van een riem) de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 2] dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt
en/of
dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 2] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 augustus l994, althans in of omstreeks de periode van 9
tot en met 14 augustus l994, in de gemeente Utrecht, opzettelijk een vrouw,
genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet (al dan niet -mede- met
behulp van een riem) de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 2]
dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt en/of
dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 2] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
BEWEZENVERKLARING
Namens verdachte heeft de raadsman gesteld dat verdachte is verhoord op een wijze die gelijkenis vertoont met de zogenaamde "Zaanse verhoormethode" en dat het verhoor niet zozeer was gericht op het boven water krijgen van de waarheid, maar eerder om verdachte een bekentenis te laten afleggen. Voorts zou de verklaring niet in vrijheid zijn afgelegd en zou ongeoorloofde druk zijn uitgeoefend.
Naar aanleiding hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de zich in het dossier bevinden stukken en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte onder dwang een (bekennende) verklaring heeft afgelegd en dat sprake zou zijn van ongeoorloofde druk. Er is dus geen sprake van dat het bewijs niet rechtmatig verkregen zou zijn.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 1997, in de gemeente Groningen, opzettelijk een
vrouw, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet
de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 1] dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd en/of
dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgesnoerd gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 1] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] (door verstikking) is
overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan
van enig strafbaar feit, te weten de diefstal van een hoeveelheid geld en/of
een rugzak met inhoud, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1],
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke doodslag werd
gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus l994, althans in of omstreeks de periode van 9
tot en met 14 augustus l994, in de gemeente Utrecht, opzettelijk een vrouw,
genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte toen aldaar met dat opzet (al dan niet -mede- met
behulp van een riem) de keel en/of hals van genoemde [slachtoffer 2]
dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt en/of
dichtgeknepen en/of dichtgesnoerd en/of dichtgedrukt gehouden,
dan wel op andere wijze (verstikkend) geweld op de keel en/of hals van
genoemde [slachtoffer 2] uitgeoefend,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
KWALIFICATIE
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1: Doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkrege-ne te verzekeren.
2: Doodslag.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de multidisciplinaire onderzoeksrapportage d.d. 1 december 2000, opgemaakt door A.A.R. de Kom, psychiater en C.M. van Deutekom, psychologe, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
De conclusie van dat rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde aan verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
MOTIVERING STRAF
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie;
b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 15 februari 2001;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 15 juni 2000. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van zware geweldsmisdrijven;
- het over de verdachte door T.P. Kits, districtspsychiater verbonden aan de Forensisch Psychiatri-sche Dienst te Groningen uitgebrachte voorlichtings-rapport d.d. 15 juni 1998;
- het over de verdachte door T.P. Kits voornoemd uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 20 juni 2000;
- voormelde multidisciplinaire onderzoeksrapportage d.d. 1 december 2000.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte de nabestaanden van beide slachtoffers groot leed heeft aangedaan. In de eerste plaats door het om het leven brengen van hun geliefden, maar ook door gedurende lange tijd de nabestaanden in het ongewisse te laten omtrent het hoe en waarom van het overlijden en de identiteit van de dader. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat het slachtoffer [slachtoffer 1], alleen omdat verdachte geld nodig had, het leven heeft moeten laten.
Voorts is de rechtsorde nog steeds ernstig geschokt.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het bepaalde in de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van strafrecht.
Blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister is verdachte na 14 augustus 1994, respectieve-lijk 1 mei 1997 meerdere keren veroordeeld tot vrijheidsstraffen, voor het laatst op 15 juni 1999 (7 jaren gevangenisstraf). Ingevolge voormelde bepalingen dient de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van straf voor de thans bewezen verklaarde feiten rekening te houden met die eerder opgelegde straffen.
Een en ander brengt met zich mee dat de rechtbank bij het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf voor de in deze strafzaak bewezen verklaarde feiten er acht op dient te slaan dat de thans op te leggen straf, in combinatie met de eerder opgelegde gevangenisstraffen - welke in totaal bijna 12 jaren belopen - de maximaal aan verdachte op te leggen gevangenisstraf van 20 jaren niet overschrijdt.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusie van voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage, dat het bewezen verklaarde aan verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet hierop zal de rechtbank de na te melden vrijheidsstraf opleggen.
MOTIVERING MAATREGEL
Terbeschikkingstelling
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, bij wie tijdens het begaan van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van zijn geestvermo-gens bestond, ter beschikking moet worden gesteld omdat:
- het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen en strafbaar verklaarde misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist.
De rechtbank heeft hierbij de rapporten en adviezen in aanmerking genomen die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen en strafbaar verklaarde en het feit dat verdachte veelvuldig voor misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat de algemene veiligheid van personen de verpleging eist.
De rechtbank heeft dit oordeel verder gegrond op het advies van de gedragsdeskundigen A.A.R. de Kom, psychiater en C.M. van Deutekom, psychologe.
Het advies d.d. 1 december 2000 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:
Bij betrokkene is sprake van een tweevoudige, zowel antisociale als borderline persoonlijkheidsstoornis met een ernstige, meervoudige verslavingsneiging.
Deze stoornis komt mede tot uitdrukking in een zeer wantrouwige instelling waardoor de sociale wereld als veel bedreigender wordt ervaren dan deze realiter is. Door deze projectieve vertekening is betrokkene basaal angstig en raakt hij gemakkelijk nog angstiger met verdergaand wantrouwen en vervolgens weer hevige angst als gevolg. Dit is een zichzelf versterkend mechanisme. Betrokkene zet deze gevoelens in agressie om.
Het onderzoekend PBC-team acht de kans op herhaling van delicten zoals thans aan betrokkene ten laste worden gelegd groot.
Op grond van het bovenstaande adviseren wij aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusie daarvan verenigen en neemt die over.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 63, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Wieland, voorzitter, Janssen en Sekeris, in tegenwoordigheid van Van der Ploeg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2001.