Jurisprudentie
AB0190
Datum uitspraak2001-02-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/1001
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/1001
Statusgepubliceerd
Uitspraak
De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 00/1001 16 februari 2001
14860
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
De fractie van de Vereniging Gemeentebelangen in de gemeente Rheden, te Rheden,
verzoeker,
gemachtigde: J.W.F. Pieper,
tegen
Het College van Bestuur van het Stedelijk Knooppunt Arnhem-Nijmegen, verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 14 november 2000 heeft verweerder verzoeksters bezwaar tegen een besluit
van verweerder van 11 mei 2000 ongegrond verklaard, welk laatstgenoemd besluit strekt
tot vaststelling van een dienstregeling op grond van artikel 25 van de Wet personenvervoer.
Op 28 december 2000 heeft het College van verzoekster een beroepschrift ontvangen,
waarbij beroep wordt ingesteld tegen het besluit van 14 november 2000.
Bij verzoekschrift van 22 december 2000, eveneens ter griffie binnengekomen op
28 december 2000, heeft verzoekster zich tot de president gewend met het verzoek een
voorlopige voorziening te treffen.
Op 2 februari 2001 is het in verband met de indiening van het verzoekschrift verschuldigde
griffierecht ontvangen.
2. Wettelijk kader
Artikel 65 van de Wet personenvervoer luidt als volgt:
" Artikel 65
Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende
beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven."
Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht luidt als volgt:
" Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij
een besluit is betrokken.
2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als
hun belangen beschouwd.
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd
de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstelling en
blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen."
3. De vaststaande feiten
Blijkens de statuten heeft de Vereniging Gemeentebelangen het volgende doel:
" 1. Het doel van de vereniging is het deelnemen aan en een bijdrage
leveren voor de politieke besluitvorming in de gemeente Rheden ter
behartiging van de belangen van de in de gemeente Rheden
woonachtige burgers.
2. Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door:
a. het verenigen van burgers in de gemeente Rheden en het geven van
advies en verlenen van bijstand aan de inwoners van de gemeente
Rheden;
b. deelname aan politieke besluitvorming;
c. het aanwijzen van kandidaten welke zich verkiesbaar stellen voor en
deelnemen aan de verkiezingen voor de Raad van de Gemeente
Rheden;
d. het samenwerken met verenigingen en groepen van burgers in de
dorpen van de gemeente Rheden."
4. De beoordeling
De fractie van Vereniging Gemeentebelangen uit de gemeenteraad van de gemeente
Rheden wordt door het onderhavige besluit niet rechtstreeks in haar belang getroffen.
De president overweegt hiertoe als volgt.
Gelet op haar doelstelling dient de Vereniging Gemeentebelangen naar voorlopig oordeel
te worden aangemerkt als politieke partij.
De omstandigheid dat de doelstelling van een politieke partij inhoudt het behartigen van
het algemeen belang zoals zij dit ziet, brengt niet met zich dat zij door een besluit dat zich
hiermee niet zou verdragen rechtstreeks in haar belang wordt getroffen. Dit geldt ook voor
een fractie van zo'n politieke partij.
Overigens zij opgemerkt dat de fractie rechtspersoonlijkheid mist.
Gelet op het vorenstaande acht de president het niet waarschijnlijk dat verzoekster in haar
beroep in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden verklaard, zodat het verzoek om een
voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto
artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zal als volgt worden beslist.
5. De beslissing
De president wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gewezen door mr D. Roemers, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2001.
w.g. D. Roemers w.g. R.P.H. Rozenbrand