Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0149

Datum uitspraak2000-12-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200001844/1.
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200001844/1. Datum uitspraak: 22 december 2000 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: stichting Islamitische Stichting Nederland Haci Bayram", gevestigd te Alkmaar, appellante, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 3 maart 2000 in het geding tussen: appellante en burgemeester en wethouders van Alkmaar. 1 . Procesverloop Bij besluit van 25 mei 1998 hebben burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: burgemeester en wethouders) appellante onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven binnen acht weken na verzending daarvan de detailhandelsactiviteiten in de moskee aan de Mr. J.P. Troelstralaan 42 te Alkmaar te beëindigen. Bij besluit van 17 december 1998 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 3 maart 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 30 maart 2000, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 1 augustus 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door A. Özcelik, gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.A. Rosien, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Vaststaat dat appellante in de moskee detailhandel bedrijft. Zij verkoopt immers bedrijfsmatig levensmiddelen aan de bezoekers van de moskee. Dat die verkoop, naar appellante stelt, moet worden aangemerkt als dienstverlening ten behoeve. van de eigen religieuze gemeenschap, maakt dat niet anders. Dit gebruik is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Overdie en Achtermeer I” voor de grond geldende bestemming "bijzondere bebouwing", omdat die bestemming detailhandel niet omvat. 2.2. Naar burgemeester en wethouders ter zitting hebben verklaard, is er - in de planvoorschriften of in de gemeentelijke bouwverordening - geen verbod gesteld op gebruik in strijd met de voor de grond geldende bestemming. Hieruit volgt dat burgemeester en wethouders, naar zij ook ter zitting hebben erkend, in dit geval niet bevoegd waren tot handhavend optreden. 2.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep moet alsnog gegrond worden verklaard. Het bij de rechtbank bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 5:21 en 5:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 125 van de Gemeentewet. Nu het vorenstaande met zich brengt dat burgemeester en wethouders rechtens nog slechts kunnen beslissen tot gegrondverklaring van het bezwaar en tot herroeping van het primaire besluit van 25 mei 1998, zal de Afdeling daartoe, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf voorziend overgaan en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu appellante te kennen heeft gegeven daarop geen prijs te stellen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 3 maart 2000, 991188 GEMWT; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Alkmaar van 17 december 1998; V. herroept het besluit van burgemeester en wethouders van Alkmaar van 25 mei 1998; VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit; VII. gelast dat gemeente Alkmaar aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (totaal f 1.095,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Groverman, ambtenaar van Staat. w.g. De Gooijer w.g. Groverman Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2000 110. Verzonden: 22 december 2000 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,