Jurisprudentie
AA8957
Datum uitspraak2000-11-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersWL.20.001726.00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersWL.20.001726.00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
parketnummer : 20.001726.00
uitspraakdatum : 16 november 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 28 juni 2000 in de strafzaak onder parketnummer 01/055129/99 tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats], op [datum],
wonende te [plaats], doch
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair op de eerste plaats is ten laste gelegd, moord, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair op de tweede plaats ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op [datum] te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een mes in de borst van [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemd [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair op de tweede plaats meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluit.
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel dat er sprake is van noodweerexces en dat verdachte derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ter adstructie van dit verweer hebben verdachte in zijn verklaring, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep en de raadsman in zijn pleidooi het volgende aangevoerd.
In de avond van [datum] hoorde verdachte een harde klap tegen de wand van het schuurtje waarin hij op dat moment met zijn vrouw woonde. Verdachte is daarop naar de deur gelopen en heeft, omdat hij niet wist wat er aan de hand was, een pan die onder handbereik stond, als "wapen" meegenomen. Hij heeft de deur geopend en is naar buiten gestapt. Zijn vrouw kwam hem achterna. Buiten zag hij [het slachtoffer] staan, gewapend met een mes en roepend: "Ik maak ze af van groot tot klein".
Op dat moment arriveerde de zoon van verdachte in een auto. [het slachtoffer] is daarop naar het portier van de auto gelopen waar verdachtes zoon inmiddels uitstapte en is op de zoon gaan insteken. Verdachte heeft dat gebeuren gezien en hoorde zijn zoon ook roepen dat hij gestoken werd. Verdachte vroeg toen zijn vrouw hem een mes aan te geven, hetgeen zij ook heeft gedaan. Verdachte is toen naar de plaats, waar [het slachtoffer] en zijn zoon in een schermutseling verwikkeld waren, gegaan. [het slachtoffer] heeft zich vervolgens tot verdachte gewend die, met een mes in de ene hand en een pan in de andere hand, nog iets heeft geroepen in de trant van "flikker op, dit willen wij niet". [het slachtoffer] heeft verdachte daarop met het door hem gehanteerde mes in hoofd en hals gestoken.
Verdachte heeft zich daarop verdedigd tegen deze ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waarbij de fatale steek is toegebracht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de lezing van de raadsman en verdachte met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden en zoals hiervoor is weergegeven voldoende aannemelijk geworden.
Het hof acht aannemelijk dat verdachte, gelet op zijn bereidheid om het woonwagencentrum te verlaten en de sussende woorden die hij nog heeft gesproken voordat het tot de gewelddadige confrontatie tussen hem en [het slachtoffer] kwam, die confrontatie niet heeft gezocht.
Integendeel het hof acht op grond van het behandelde ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk dat het juist [het slachtoffer] is geweest die de geweldsescalatie heeft opgeroepen door een fiets met enige kracht tegen het tijdelijk door verdachte bewoonde schuurtje te gooien en kort daarna, toen de zoon van verdachte arriveerde, die zoon met een mes aan te vallen en vervolgens zich met dat mes te keren tegen verdachte en hem met dat mes in het hoofd en in de hals te steken.
De omstandigheid dat [het slachtoffer] zich daarbij "slechts" bediende van een aardappelschilmesje is ter zake niet relevant aangezien - mede gelet op de plaatsen waar [het slachtoffer] de steken bij verdachte toebracht - daardoor de als geenzins denkbeeldig te verwaarlozen kans ontstond dat verdachte daardoor dodelijk zou worden verwond.
Zijn verdediging daartegen was noodzakelijk en, gegeven het door [het slachtoffer] gehanteerde wapen, een mes, niet disproportioneel.
Door de advocaat-generaal is nog aangevoerd dat verdachte zich aan de confrontatie had dienen te onttrekken door weer naar binnen te gaan en de deur te sluiten althans in elk geval van [het slachtoffer] weg te gaan.
Dit is naar het oordeel van het hof door de snelheid waarmee de gebeurtenissen in de geweldsspiraal zich hebben ontwikkeld voor verdachte feitelijk niet mogelijk geweest, nog daargelaten dat het requisitoir aldus ook voorbij gaat aan het feit dat verdachtes zoon, tegen wie [het slachtoffer] zich al eerder had gekeerd, nog buiten was en het - gelet op het verloop van de gebeurtenissen - alleszins aannemelijk was dat [het slachtoffer] zich opnieuw met dat mes tegen die zoon zou keren.
Het hof is aldus van oordeel dat verdachte zich - gelet op de samenhang van de gebeurtenissen - niet aan de aanval van [het slachtoffer] kon of behoefde te onttrekken.
Hoe betreurenswaardig de afloop van de schermutseling ook is geweest, verdachte is naar het oordeel van het hof niet strafbaar nu hij zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lichaam, welke verdediging het hof geboden en niet disproportioneel acht.
Het hof acht het beroep op noodweer derhalve gegrond.
De verdachte is dan ook terzake het bewezenverklaarde feit niet strafbaar.
Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte respectievelijk aan de nabestaanden van [het slachtoffer] worden gelast.
De vordering van de benadeelde partij
[Benadeelde], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
Deze vordering is gedeeltelijk toegewezen.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering en deze vordering in hoger beroep verhoogd met een bedrag 4 uur รก f. 420,-- terzake extra advocaatkosten voor de behandeling van de vordering in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd noch een schuldig verklaring zonder toepassing van straf wordt uitgesproken.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen: 41 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair op de eerste plaats ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair op de tweede plaats ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair op de tweede plaats meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Doodslag".
Verklaart de verdachte deswege niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een velsnijmes, lengte 38 cm en voorzien van een zwart handvat, een overhemd "Troy", een broek "Australian", badslippers, personenauto Volvo 340 GL S6 beige, kenteken [nummer], een pan, een tas met opschrift Tay-Box Sport inhoudende diverse slagersgereedschappen inclusief 1 messenset bestaande uit 5 messen met geel handvat, 1 messenset bestaande uit vier messen met zwart handvat, 1 zgn. slagershandschoen, een sjaal, handschoenen, cassettebandjes en diverse andere slagersgereedschappen, een spijkerbroek "WR", een wollen trui, lederen schoenen, T-shirt en sokken,
aan: de verdachte voornoemd.
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een aardappelschilmesje met houten handvat, een T-shirt "Luberg", een trui "Straks", een jas "AMICI", een joggingbroek, een boxershort, een onderbroek, sokken en schoenen aan de nabestaanden van (het slachtoffer).
Verklaart de benadeelde partij, niet ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter,
Mrs. Eijsenga en Ficq, als raadsheren, in tegenwoordigheid van dhr. Traa, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2000.