Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8537

Datum uitspraak2000-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/010024-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10/010024-00 Datum uitspraak: 23 november 2000 Tegenspraak VONNIS van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op 18 september 1977, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande, thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein te Nieuwegein (Utrecht). Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2000. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaar-ding onder bovenvermeld parketnummer, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (blad-zijden genummerd 1A tot en met 1D). DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Stuyt heeft gerekwireerd - zakelijk weergegeven - de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht. NIET BEWEZEN Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. BEWEZEN De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verd-achte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de hierna ingevoegde bijlage (bladzijden genummerd 1E tot en 1F), die van dit vonnis deel uitmaakt. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrij-vin-gen voorkomen, zijn deze in de bewezenverkla-ring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. BEWIJS De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaar-de heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. NADERE BEWIJSOVERWEGING De raadsman van verdachte heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen nu er bij haar geen sprake zou zijn geweest van opzet die was gericht op het plegen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bewezenverklaarde feit. Uit de bewijsmiddelen blijkt, dat zij waarnam dat haar vriend, [medeverdachte],die de bus bestuurde nerveus gedrag vertoonde en desgevraagd zei dat zij niet behoefde te weten wat er in de bus vervoerd werd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij besefte dat zij mogelijk iets illegaals vervoerden. Voorts heeft zij bij de grensovergangen steeds gehoord dat haar vriend iemand telefonisch mededeelde dat zij een grens passeerden. De rechtbank is van oordeel dat onder de hierboven geschetste omstandigheden op verdachte een onderzoeksplicht rustte, in het bijzonder had van haar verwacht mogen worden dat zij zich op de hoogte had gesteld van de inhoud van de bus. Door dit na te laten heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij zich inliet met over de grenzen brengen van illegale goederen, waaronder begrepen het smokkelen van mensen. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet. STRAFBAARHEID VAN HET FEIT Het bewezen feit levert op: 1. Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige Staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen of hem daartoe uit winstbejag gelegenheid heeft verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang en dat verblijf wederrechtelijk zijn, terwijl het feit is vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste lid in verbinding met artikel 197a, derde lid van dat Wetboek en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de straf-baarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar. STRAFBAAR-HEID VAN DE VERDACHTE De raadsman heeft betoogd dat verdachte haar handelen niet verweten kan worden nu er sprake was van overmacht. De raadsman heeft aan dit verweer ten grondslag gelegd dat verdachte zich niet kon distantiëren. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier is de rechtbank van oordeel dat er in het onderhavige geval geen sprake was van overmacht. Ten processe is niet aannemelijk geworden dat verdachte zich niet had kunnen onttrekken aan de gang van zaken en dat zij zich aldus niet bevond in een situatie waarin voor haar in redelijkheid geen andere uitweg mogelijk was dan meewerken aan de strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar. MOTIVERING VAN DE STRAF De straf die aan de verdachte wordt opge-legd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstan-digheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft met haar mededader(s) meer dan 20 personen, vermoedelijk van Chinese afkomst, die niet in het bezit waren van een geldige verblijfstitel, tegen betaling vanuit Frankrijk via België over de grens naar Nederland begeleid. Verdachte's rol beperkte zich tot het functioneren als bijrijder van de door haar mededader bestuurde bus. Met de mensensmokkel heeft verdachte afbreuk gedaan aan het beleid van de Nederlandse overheid met betrekking tot illegaal verblijf in Nederland. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden ook, hun land willen verlaten, op illegale wijze naar een veelal westers land getransporteerd. Vaak worden zij door de smokkelaars van valse of vervalste documenten voorzien. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de slechte situatie waarin deze personen zich bevinden en van hun afhankelijkheid door voor het transport en de eventuele valse of vervalste documenten uit winstbejag heel veel geld te vragen. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Winstbejag was hun drijfveer, hoewel hierbij moet worden aangetekend dat niet is komen vast te staan dat verdachte zichzelf aanzienlijk heeft verrijkt. Op dit feit kan niet anders worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de na te noemen straf passend en geboden is. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is op de genoemde artikelen gegrond. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hier-voor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte terzake van het bewezen verklaarde strafbaar; - veroordeelt de verdachte terzake van de bewe-zen verklaarde feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (zeven) maanden; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheids-straf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. Santema, voorzitter, en mrs. Van de Kerkhof en Overbosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Leijden, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze recht-bank op 23 november 2000. De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.