Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7532

Datum uitspraak2000-05-19
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers99/00515
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belanghebbende, die voorheen enkel uitkeringen van de Sociale Dienst genoot, treedt op 1 maart 1995 in dienst van de naar Belgisch recht opgerichte N.V. B tegen een netto-maandsalaris van fl. 7.000. Een loonbelastingverklaring is toen niet ingevuld. Tot augustus 1995 ontving belanghebbende ‘mondjesmaat met plukjes’ bedragen tot in totaal fl. 24.500. In augustus 1995 zijn salarisspecificaties gemaakt vanaf maart, zonder sofinummer. Ook is toen een onvolledige loonbelastingverklaring opgemaakt. Na augustus 1995 is niets meer betaald. Wel zijn nog maandelijkse salarisspecificaties gemaakt. N.V. B heeft nimmer loonbelasting en premies volksverzekeringen afgedragen. Belanghebbende wil alle in de salarisspecificaties vermelde loonheffingen verrekenen met zijn aanslag inkomstenbelasting 1995. Hof: Belanghebbende heeft redelijkerwijs niet kunnen en ook niet mogen menen dat N.V. B in 1995 uit eigen middelen bedragen afzonderde voor later op aangifte af te dragen loonbelasting. Voor verrekening is dan ook geen plaats.


Uitspraak

99/00515 19 mei 2000 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen te P, verweerder. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 12 februari 1999 (..). Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 8 januari 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen voor het jaar 1995. De aanslag werd berekend naar een belastbaar inkomen van f 28.488 met verrekening van ƒ 1.961 aan loonheffing. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van f 93.329 met verrekening van ƒ 66.803 aan loonheffing. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Ter zitting van 24 maart 2000 zijn verschenen (..). 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende heeft vanaf 1988 tot en met 1994 uitkeringen van de Sociale Dienst ontvangen. 2.2. Met dagtekening 1 maart 1995 heeft belanghebbende (..) een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten met A, handelend namens B N.V. (hierna: B; zie bijlage 1 bij het aanvullend beroepschrift). Het overeengekomen salaris bedraagt ƒ 7.000 netto per maand (exclusief vakantietoeslag). 2.3. B is bij de belastingdienst onbekend. Zij is volgens het Handelsregister opgericht naar Belgisch recht en is sedert 2 februari 1995 gevestigd te Q. 2.4. Met dagtekening 31 maart 1995 is tussen B, A en belanghebbende een overeenkomst gesloten (bijlage 3 bij het aanvullend beroepschrift). In de considerans van de overeenkomst is vermeld dat B en A met belanghebbende een partnership willen aangaan en dat belanghebbende "een investering heeft verzorgd van ƒ 30.000" voor B en A welke op 3 april 1995 wordt uitbetaald aan A en welke op 3 oktober 1995 renteloos aan belanghebbende moet worden terugbetaald vermeerderd met een winstaandeel van ƒ 30.000. In de overeenkomst is onder meer vermeld dat belanghebbende het recht verkrijgt daartegenover het recht om de helft van de door A gecontroleerde aandelen in B tegen nominale waarde van A te verwerven. 2.5. Belanghebbende heeft in de periode 1 maart - augustus 1995 "mondjesmaat met plukjes" in totaal ¦ 24.500 aan arbeidsbeloning van B ontvangen. Vanaf augustus 1995 is volgens belanghebbendes verklaring ter zitting geen enkele betaling meer van B ontvangen. 2.6. In augustus 1995 is A in psychische problemen geraakt. Bij brief van 20 augustus 1995 heeft A aan belanghebbende een volledige en algemene volmacht verstrekt om alle handelingen en zaken ten behoeve van B te verrichten. 2.7.1. In augustus 1995 is aan C B.V. verzocht salarisberekeningen van belanghebbende te maken (bijlage 22 bij het verweerschrift). 2.7.2.Ter zitting heeft belanghebbende salarisspecificaties overgelegd van de maanden maart tot en met augustus 1995, alle gedateerd 14 augustus 1995, resulterend in een netto loon van ƒ 6.999,99 per maand. Daarop is geen sofinummer ingevuld. 2.7.3. Per fax is op 11 augustus 1995 een loonbelastingverklaring ingezonden (bijlage 14 bij het verweerschrift). De verklaring is ondertekend door belanghebbende. Het sofinummer van belanghebbende is daarop niet ingevuld; het loonbelastingnummer van B evenmin. De onvolledige gegevens van B zijn geschreven in hetzelfde handschrift als de gegevens van belanghebbende. 2.7.4. Over de maanden september t/m december 1995 zijn salarisspecificaties overgelegd. Het daarop vermelde sofinummer (803199612) is niet dat van belanghebbende (119050031). 2.8. Met ingang van 30 oktober 1995 is aan belanghebbende een ziektewetuitkering toegekend. 2.9. B is op 24 januari 1996 in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten. 2.10. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen 1995 een bruto-loon van ƒ 134.841 van B vermeld met als daarop ingehouden loonheffing ƒ 64.842. Op het aangegeven inkomen ad ƒ 138.829 is ƒ 138.556 als te verrekenen verliezen in mindering gebracht. Buiten geschil is thans dat van te verrekenen verliezen geen sprake is. 2.11. De inspecteur heeft het belastbare inkomen en de te verrekenen loonheffing als volgt vastgesteld: loonheffing . uitkering GAK ƒ 1.961 ƒ 6.139 . inkomsten B ƒ 0 ƒ 24.500 ƒ30.819 . arbeidskostenforfait ƒ 2.139 -/- . rente van schulden ƒ 12 -/- . belastbaar inkomen ƒ 28.488 2.12. Belanghebbende berekent het belastbare inkomen en de te verrekenen loonheffing als volgt: loonheffing . uitkering GAK ƒ 1.961 ƒ 6.139 . af: kostenforfait ƒ 2.139 -/- . salaris B ƒ 64.842 ƒ 134.841 af: niet ontvangen netto salaris ƒ 70.000 - ƒ 24.500 = ƒ 45.500 -/- ƒ 89.341 . rente van schulden ƒ 12 -/- . belastbaar inkomen ƒ 93.329 3. Geschil Tussen partijen is in geschil of belanghebbende het in de salarisspecificaties vermelde bedrag aan loonheffing mag verrekenen met zijn aanslag in de inkomstenbelasting/premieheffing. 4. Standpunten van partijen Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Ter zitting is daaraan toegevoegd, zakelijk weergegeven: door en namens belanghebbende: De loonbelastingverklaring is pas in augustus 1995 door belanghebbende ingevuld en getekend. De administratie van B bleek een puinhoop en is toen opgedragen aan kantoor C. Die heeft toen een inhaalslag gemaakt en loonstroken vanaf maart vervaardigd. Daarna zijn maandelijks loonstroken gemaakt, maar is geen salaris meer uitgekeerd. De ƒ 24.500 is in de periode tot augustus als voorschot ontvangen. Vóór 1995 heeft belanghebbende concepten voor bedrijven opgezet in de sfeer van de horeca, reisbureaus en stichtingen. Belanghebbende heeft een creatieve geest, maar is wel eens chaotisch bij de uitwerking van zijn plannen. Een verwarring over sofinummers kan belanghebbende niet aangerekend worden. door verweerder: De loonstroken bevatten geen schijn van aannemelijkheid. Het netto-loon is onwaarschijnlijk hoog. Een werknemer geeft zijn werkgever ook niet een lening van ƒ 30.000. De administratie van B stond op de computer van belanghebbende. Vóór 1995 genoot belanghebbende enkel uitkeringen van de Sociale Dienst. Het is vreemd dat er per maand twee salarisstroken zijn vervaardigd. De loonbelastingverklaring is uitsluitend door belanghebbende en niet door de werkgever ingevuld. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. Het Hof stelt voorop dat, voor zover in het betoog van belanghebbende de stelling besloten zou liggen dat verweerder ten onrechte niet is uitgegaan van een door hem van B genoten brutosalaris van ƒ 134.841, belanghebbende bij deze stelling geen belang heeft, aangezien verweerder slechts ƒ 24.500 in aanmerking heeft genomen als inkomsten uit voor B verrichte werkzaamheden. 5.2. Met een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen wordt ingevolge artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 de geheven loonbelasting verrekend. De loonbelasting wordt van een werknemer geheven door inhouding op het loon. Indien een netto-loon wordt overeengekomen vindt de inhouding van loonbelasting plaats doordat de werkgever uit eigen middelen een bedrag afzondert voor de later op aangifte af te dragen loonbelasting. Hetzelfde geldt mutaties mutandis voor de premieheffing volksverzekeringen. 5.3. Ingeval de werkgever niet voldoet aan zijn verplichting tot inhouding van loonbelasting en premies volksverzekeringen, mogen de in feite niet ingehouden loonbelasting en premies volksverzekeringen slechts worden verrekend met de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen indien de werknemer te dien aanzien te goeder trouw is, dat wil zeggen dat hij meende en ook bij inachtneming van de door hem, gelet op de omstandigheden, te betrachten zorgvuldigheid redelijkerwijze mocht menen dat de werkgever aan zijn verplichting tot inhouding zou voldoen. 5.4. Op grond van de gedingstukken en hetgeen partijen ter zitting daaraan hebben toegevoegd neemt het Hof de volgende feiten als vaststaand aan: Volgens de op 1 maart 1995 gesloten arbeidsovereenkomst is belanghebbende een relatief hoog netto-loon van ƒ 7.000 per maand met B overeengekomen. Belanghebbende heeft toen geen loonbelastingverklaring ingevuld. Belanghebbende kreeg nadien tot augustus 1995 "mondjesmaat met plukjes" bedragen uitbetaald tot in totaal ƒ 24.500. Specificaties van de loonbetalingen zijn tot augustus 1995 niet verstrekt. In augustus 1995 heeft belanghebbende een onvolledige en niet door B getekende loonbelastingverklaring ingezonden. Vanaf augustus 1995 hebben geen salarisbetalingen meer plaatsgevonden. Wel zijn toen salarisspecificaties vervaardigd. Belanghebbende wist reeds bij zijn indiensttreding dat B krap bij kas zat. 5.5. Onder de onder 5.4. opgesomde omstandigheden heeft belanghebbende naar ‘s Hofs oordeel onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij het invullen van zijn loonbelastingverklaring en heeft hij redelijkerwijs niet kunnen en ook niet mogen menen dat B in 1995 uit eigen middelen bedragen afzonderde voor later op aangifte af te dragen loonbelasting teneinde aan haar verplichting tot inhouding te voldoen. Voor een verrekening van niet ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen is dan ook geen plaats. De inspecteur heeft het bedrag van de niet afgedragen loonheffing daarom ook terecht niet tot het belastbare inkomen van belanghebbende gerekend. 5.6. Het gelijk is mitsdien aan verweerder. 6. Proceskosten Nu belanghebbende in het ongelijk is gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 7. Beslissing Het Hof verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is vastgesteld op 19 mei 2000 door Mrs. Schaap, Kwantes en Rijkels, in tegenwoordigheid van Mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: de naam en het adres van de indiener; de dagtekening; een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.