Jurisprudentie
AA6771
Datum uitspraak2000-08-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199903107/1.
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199903107/1.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Art. 4:8 Awb niet van toepassing bij gebonden beschikking.
Bouwvergunning verleend voor bouwen van een garage. Het door appellanten ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard. Het betoog van appellanten dat B&W ten onrechte geen toepassing hebben gegeven aan art. 4:8 Awb faalt. Gelet op het dwingend bepaalde in art. 44 Woningwet moest de gevraagde vergunning worden verleend. Voor afweging van belangen bestond geen ruimte. Hieruit volgt dat niet wordt voldaan aan het in art. 4:8, eerste lid onder a Awb vermelde vereiste.
Hoger beroep ongegrond.
Burgemeester en wethouders van Veere, verweerder
mr. J.H. Grosheide
Uitspraak
Raad van State
199903107/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A en B allen te C, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 25 oktober 1999 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Veere.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 1997 hebben burgemeester en wethouders van Veere (hierna: burgemeester en wethouders) Y vergunning verleend voor het bouwen van een garage op het perceel […] straat 9 te C.
Bij besluit van 3 maart 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen onder meer door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar- en beroepschrifum van 4 februari 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 25 oktober 1999, verzonden op 27 oktober 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 8 november 1999, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 december 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door A en mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg, zijn verschenen. Burgemeester en wethouders hebben zich ter zitting met bericht niet doen vertegenwoordigen.
2. Overlwegingen
2.1. Artikel 44 van de Woningwet geeft een limitatieve opsomming van de gronden waarop een bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd. Niet is gebleken, en door appellanten wordt ook niet gesteld, dat een van de in artikel 44 genoemde weigeringsgronden zich in dit geval voordoet. Burgemeester en wethouders waren derhalve gehouden de gevraagde bouwvergunning te verlenen.
2.2. Appellanten betogen dat burgemeester en wethouders ten onrechte geen toepassing hebben gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daartoe hebben zij aangevoerd dat burgemeester en wethouders in de bezwaren, die alle voortvloeien uit de bouwlokatie van de garage, aanleiding hadden moeten vinden hen voorafgaand aan het besluit van 24 juni 1997 te horen. Dit betoog faalt.
2.2.1. Ingevolge artikel 4:8, eerste lid, van de Awb stelt een bestuursorgaan, voordat het een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen en b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf terzake zijn verstrekt.
2.2.2. Nu, gelet op het dwingend bepaalde in artikel 44 van de Woningwet, de gevraagde vergunning moest worden verleend, bestond er voor afweging van belangen geen ruimte. Hieruit volgt dat niet wordt voldaan aan het in artikel 4:8, eerste lid, onder a, vermelde vereiste. Er bestond voor burgemeester en wethouders dan ook geen verplichting tot toepassing van dit artikel.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. Grosheide, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C.R. Schut, ambtenaar van Staat.
w.g. Grosheide w.g. Schut
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2000
60-304. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,