Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6670

Datum uitspraak2000-05-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/1703
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ak Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nummer 99/1703 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : de heffingsambtenaar van de Gemeente P (hierna: de Ambtenaar) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift soort belasting : leges Wet Milieubeheer mondelinge behandeling : op 25 april 2000 te Harderwijk door mr Röben, in tegenwoordigheid van mr Nuboer, als griffier waarbij verschenen : de Ambtenaar waarbij niet verschenen : belanghebbende, zonder kennisgeving aan het Hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 29 februari 2000 verzonden aan het in het beroepschrift vermelde adres van de gemachtigde van belanghebbende gronden: 1. Belanghebbende drijft te Z een palingrokerij. In verband met een aanvraag om een vergunning op grond van de Wet milieubeheer heeft het College van Burgemeester en wethouders van de Gemeente P (hierna: B en W) aan belanghebbende bij kennisgeving van 3 augustus 1994 voor het in behandeling nemen van de aanvraag een bedrag van ƒ 8.930,- aan leges in rekening gebracht. 2. Omdat na de aanvraag de gemeente niet over de know how beschikte of kon beschikken om de aanvraag af te handelen is in een briefwisseling tussen belanghebbende en B en W overeengekomen, dat de bestaande situatie met betrekking tot de palingrokerij voorshands zou worden gedoogd tot het moment dat het resultaat van nader onderzoek bekend zou zijn en dat de nog geldende milieuvergunning van kracht zou blijven. De instemming hiervoor is door belanghebbende gegeven in een brief die op 26 juni 1995 bij de gemeente is binnengekomen. Belanghebbende heeft daarbij vermeld: "Onder voorbehoud van alle rechten en weren 3. Op 26 maart 1996, toen nog steeds geen milieuvergunning was afgegeven, schreef belanghebbende aan de gemeente dat het haar "op basis van de omstandigheden redelijk lijkt over het betaalde bedrag aan leges van ƒ 8.930,- rente te mogen berekenen" als volgt: "Overgemaakt ƒ 8.930,- Rente 7% over 11.8.94 tot 31.12.95 - 863,- Tegoed ƒ 9.783,-.". 4. Met dagtekening 16 juni 1999 heeft de heffingsambtenaar van de Gemeente Z (hierna: de Ambtenaar) de thans bestreden uitspraak gedaan. In die uitspraak heeft de Ambtenaar de brief van belanghebbende van 26 maart 1996 aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de op 3 augustus 1994 in rekening gebrachte leges en het bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. 5. In het beroepschrift en in de aanvulling daarop stelt belanghebbende zich op het standpunt, dat gelet op de problematiek de gemeente haar aanvraag van 1994 niet in behandeling heeft genomen en dat zij in verband met fictieve weigering recht heeft op een teruggaaf van het bedrag aan betaalde leges van ten minste 50 percent. 6. De Ambtenaar is van mening: primair, dat de brief van belanghebbende van 26 maart 1996 moet worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen het bedrag van de op 3 augustus 1994 in rekening gebrachte leges en dat het bezwaar wegens overschrijding van de daarvoor geldende termijn niet-ontvankelijk is, en subsidiair, dat de leges terecht in rekening zijn gebracht omdat geen sprake is van een fictieve weigering of van het intrekken van de aanvraag door belanghebbende. 7. De brief van belanghebbende aan de gemeente van 26 maart 1996 is naar het oordeel van het Hof niet aan te merken als een bezwaarschrift tegen het bedrag van de aan haar in rekening gebrachte leges. De kennelijke strekking van de brief is, dat belanghebbende het bezwaarlijk vindt dat zij wel een bedrag van ƒ 8.930,- heeft moeten betalen in verband met het doen van een aanvraag ter verkrijging van een vergunning, maar dat het verlenen van een vergunning (te) lang op zich laat wachten. 8. Ook als de brief van belanghebbende zou zijn aan te merken als een bezwaarschrift tegen een fictieve weigering van B en W om op de aanvraag te beslissen (artikel 6:12 Algemene wet bestuursrecht) is geen sprake van een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. 9. Het vorenstaande brengt mee, dat de Ambtenaar ten onrechte uitspraak heeft gedaan op de brief van belanghebbende van 26 maart 1996. De uitspraak moet om die reden worden vernietigd. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op (ƒ 710,- × 0,25) ƒ 177,50. beslissing: Het Gerechtshof: - vernietigt de bestreden uitspraak; - veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 177,50, te voldoen door de Gemeente Harderwijk; - gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het voor het beroep betaalde griffierecht van ƒ 85,- te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2000 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer, als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (M.M. Nuboer) (J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 mei 2000 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd.