Jurisprudentie
AA6542
Datum uitspraak2000-07-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/005391-00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/005391-00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
politierechter
parketnummer: 12/005391-00
datum uitspraak: 18 juli 2000
tegenspraak
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Middelburg, enkelvoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
na aanhouding ter terechtzitting verschenen.
Ter terechtzitting is als raadsman van verdachte mede aanwezig mr. J. Italianer,
advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2000.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Spee en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van f. 2000,- en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar, en voorts dat het inbeslaggenomen en niet-teruggegeven Lasershield zal worden verbeurdverklaard/onttrokken aan het verkeer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht. De inhoud van de dagvaarding dient als hier herhaald en overgenomen te worden beschouwd.
Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 1999, in de gemeente Middelburg, opzettelijk enige handeling, door [naam agent 1, (hoofd)agent en als zodanig werkzaam bij de Regiopolitie Zeeland, zijnde een ambtenaar belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, te weten de controle op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 en als zodanig doende met de controle op de naleving van de maximumsnelheid met behulp van een snelheidsmeetmiddel (lasergun), heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, immers heeft hij (verdachte) alstoen en aldaar opzettelijk, door gebruik te maken van een lasershield, de meting van de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig onmogelijk gemaakt;
Hetgeen terzake meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen - die in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen - volgt dat [naam agent 1] en [naam agent 2], opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, ter controle op de naleving van de maximumsnelheid de snelheid van de door verdachte bestuurde auto hebben trachten te meten met behulp van een zgn. laser-patrol, en dat dit niet lukte; naar uit nader technisch onderzoek is gebleken werd dit onmogelijk gemaakt door een in de auto van verdachte ingebouwd zgn. lasershield.
De politierechter acht bewezen dat verdachte - die wist dat bij inschakeling van het contact van zijn auto het in die auto ingebouwde lasershield in werking trad - opzettelijk de in de dagvaarding bedoelde meting heeft onmogelijk gemaakt, en daarmee de controle op de naleving van de maximumsnelheid heeft belemmerd. Dat deze meting mogelijk op andere wijze dan toen feitelijk geschiedde had kunnen gebeuren (bijvoorbeeld door aan de achterzijde van de auto te meten) doet daaraan niet af, omdat voor strafbaarheid volgens artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht slechts vereist is dat de opsporing wordt belemmerd, niet dat deze in absolute zin onmogelijk wordt gemaakt.
Namens verdachte is voorts opgeworpen dat niet is bewezen dat de metende politieambtenaar optrad "ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift" als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe is aangevoerd dat het door deze ambtenaar gebruikte meetmiddel, te weten de laser-patrol of lasergun, een wettelijke basis ontbeert omdat dit middel niet wordt geregeld in de Regeling meetmiddelen politie.
Of dit laatste juist is kan niet zonder nader onderzoek worden beslist. Immers, ook als ervan moet worden uitgegaan dat er ten tijde van bedoelde meting nog geen definitieve regeling inzake deze laser-patrol was opgenomen in de bijlagen bij de Regeling meetmiddelen politie, dan nog staat daarmee niet vast dat dit meetmiddel niet onder de volgens deze regeling toegelaten snelheidscontrolemeters valt.
Blijkens artikel 4 van de Regeling meetmiddelen politie worden met de in de regeling bedoelde meetmiddelen immers gelijk gesteld meetmiddelen die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, en die tenminste aan gelijkwaardige eisen voldoen. Uit het door de Officier van Justitie ter zitting overgelegde vouwblad, afkomstig van de producent van het door verdachte gebruikte lasershield, blijkt dat laserguns als de onderhavige ook, en voor dezelfde metingen, in gebruik zijn bij de politie in Engeland en Duitsland. Er mag dus van worden uitgegaan dat deze laserguns daar rechtmatig in de handel zijn gebracht, terwijl zeer wel mogelijk is dat zij aan gelijkwaardige eisen (als de eisen bedoeld in het reglement meetmiddelen politie) voldoen. Dat dat het geval is is zelfs aannemelijk, nu uit onderzoek door het Nederlands Meetinstituut blijkt dat de laser-patrol voldoet aan de eisen opgenomen in concept 25a van de te wijzigen versie van de bijlage bedoeld in artikel 1 van het Reglement meetmiddelen politie.
Nader onderzoek hiernaar kan voor de onderhavige strafzaak evenwel achterwege blijven gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen.
Het Reglement meetmiddelen politie berust op artikel 14 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen. Genoemd artikel 14 luidt als volgt: "Onze Ministers geven regels met betrekking tot de uitrusting van de regionale politiekorpsen." Dit artikel bevat derhalve een instructienorm voor de politiekorpsen, en behelst niet een waarborgnorm ten behoeve van verdachte.
Voorts geldt dat de wet ter zake van het door de politie te verrichten onderzoek naar overtredingen van de maximumsnelheid geen bijzondere eisen heeft gesteld waaraan bij het vaststellen van de mate van de snelheidsovertreding moet zijn voldaan. Ook al zou de onderhavige methode van snelheidsmeting of het onderhavige meetmiddel niet wettelijk zijn geregeld, dan betekent dat derhalve nog niet dat de daarmee verkregen resultaten als onrechtmatig verkregen van het bewijs zouden moeten worden uitgesloten.
Het gebruik van een dergelijk, niet in genoemde regeling aangeduid, meetmiddel kan derhalve evenmin als onrechtmatig worden beschouwd, terwijl dit de rechtmatigheid van de opsporing zelf - waarbij de desbetreffende politieambtenaar de lasergun als hulpmiddel heeft gebruikt, dit in aanvulling op zijn eigen waarneming - al in het geheel niet raakt.
Het tenlastegelegde feit is derhalve bewezen en strafbaar.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
"Opzettelijk enige handeling door een ambtenaar belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten ter uitvoering van een wettelijk voorschrift belemmeren."
Strafbaar gesteld bij artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is aangevoerd dat er sprake was van error iuris; verdachte zou verschoonbaar hebben gedwaald over de rechtmatigheid van het gebruik van het lasershield.
Hij heeft de auto met ingebouwd lasershield immers gekocht bij een erkende BMW-dealer en uit perspublicaties zou kunnen worden afgeleid dat ook het Openbaar Ministerie van oordeel was dat wetswijziging noodzakelijk was om lasershields te kunnen verbieden.
Ook dit verweer moet worden verworpen. Gesteld noch gebleken is dat verdachte advies heeft ingewonnen bij politie of justitie dan wel andere personen of instanties aan wie op dit vlak een zodanig gezag valt toe te kennen dat hij in redelijkheid op de deugdelijkheid van dat advies kon afgaan. Perspublicaties als waarop namens verdachte een beroep is gedaan - zo daarin al te lezen is geweest wat namens verdachte is gesteld - kunnen niet als een zodanig ingewonnen advies gelden.
Verdachte is derhalve strafbaar.
Strafmotivering
Wat betreft de op te leggen straf overweegt de politierechter als volgt.
Door het gebruik van een lasershield maakt verdachte een gangbare wijze van opsporing van snelheidsovertredingen feitelijk onmogelijk. Verdachte geeft zichzelf daarmee een vrijbrief om harder te rijden dan ter plaatse is toegestaan, terwijl het niet aan verdachte is om te bepalen dat ter plaatse harder kan worden gereden. Het overschrijden van de maximumsnelheid kan gevaarlijke tot zeer gevaarlijke situaties in het verkeer tot gevolg hebben en daartegen dient dus strikt te worden opgetreden.
Anderzijds kan aan verdachte worden toegegeven dat het beleid van de overheid inzake de toelaatbaarheid van het bezit van lasershields tot onduidelijkheden leidt, waardoor er begrip voor valt op te brengen dat verdachte meende dat het gebruik van deze apparatuur op de wijze waarop hij dit gedaan heeft evenzeer toegelaten was. Hoewel hem dit in het geheel niet vrijpleit leidt het er wel toe dat de politierechter zal volstaan met het opleggen van een geldboete van na te noemen hoogte, en verbeurdverklaring van het - aan verdachte toebehorende en bij het begaan van het feit gebruikte - lasershield.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De politierechter beslist als volgt:
Hij verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Hij verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Hij verstaat dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbaar feit oplevert en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Hij veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot:
een GELDBOETE van f. 1.000,- (zegge: eenduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
Hij beveelt dat deze geldboete voor een gedeelte van f. 500,- niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij een rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Hij verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp:
Stinger Lasershield.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.Th. Begheyn, politierechter, in tegenwoordigheid van J.J.J. Schols, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2000.