Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6414

Datum uitspraak2000-06-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers97/20764
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 97/20764 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van T te E tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te E van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak 01-07-1996 tot en met 31-12-1996, nummer 0000.000.000.F0.000. De mondelinge behandeling De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 24 mei 2000 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende vergezeld door mr. G, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede V en L, namens de Inspecteur. Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 7 juni 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. De gronden voor de beslissing 1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terzake van de door haar verrichte activiteiten in onderhavig tijdvak als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) is aan te merken. 2. Met betrekking tot het in geschil zijnde tijdvak staat vast: a. dat belanghebbende zich op 1 augustus 1996 als ondernemer heeft aangemeld bij de Inspecteur door indiening van het formulier "opgaaf gegevens startende onderneming", b. dat zij in dit formulier de bedrijfsactiviteiten van haar onderneming heeft omschreven als "advisering en dienstverlening op het gebied van financiële vraagstukken, hypotheken en verzekeringen, het vervullen van interim-functies t.b.v. financiële instellingen, alles in de meest ruime zin en al hetgeen daaraan dienstig kan zijn", c. dat belanghebbende zich heeft ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuidoost-Brabant onder nummer 00000 en dat de daarbij gegeven bedrijfsomschrijving gelijk is aan die welke is neergelegd in het formulier "opgaaf gegevens startende ondernemer", d. dat belanghebbende voordien bij de Y-bank te X in loondienst was, e. dat belanghebbende zelfstandig contracteerde met haar opdrachtgevers en zich zelfstandig verzekerde tegen inkomensrisico's, maar zich niet als ondernemer presenteerde in het telefoonboek of de Gouden Gids en evenmin als zodanig adverteerde, f. dat belanghebbende in 1996 voor drie opdrachtgevers werkzaamheden heeft verricht, namelijk in de maand juli de Y-bank te Q, in de maand augustus (35 uur) de W-Groep en in de maanden september, oktober en november (in totaal 57,5 dagen) de A-bank te B, waarbij zij het door ziekte of verlof afwezige personeel verving, g. dat de voor de W- Groep verrichtte werkzaamheden van tijdelijke betekenis waren en mede werden verricht in ruil voor de gratis opleiding tot hypotheek-adviseur die belanghebbende van de W- Groep had gekregen, h. dat belanghebbendes vergoeding gebaseerd was op een dagtarief en een reiskostenvergoeding, i. dat belanghebbende de werkzaamheden ten kantore en op naam van de opdrachtgever verrichtte, gedurende de normaal geldende kantooruren, j. dat de werkzaamheden voor de Y-bank te Q en de A-bank te Bm bestonden uit het geven van hypotheekadviezen aan cliënten van deze banken, en dat jegens deze cliënten de indruk werd gewekt dat belanghebbende werknemer van de bank was, k. dat belanghebbende de werkzaamheden voor de opdrachtgever persoonlijk diende te verrichten; zij kon zich niet laten vervangen, en l. dat zij daarbij de algemeen geldende instructies van de opdrachtgever opvolgde en gebruik maakte van diens bedrijfsmiddelen. 3. In artikel 7 van de Wet wordt het begrip "ondernemer" omschreven als "ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent". Artikel 4, vierde lid, van de Zesde richtlijn betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (77/388/EEG), sluit van de term zelfstandig uit loontrekkenden en andere personen, voor zover die met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan of enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids-en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever. 4. Gelet op hetgeen in onderdeel 2, met name onder de letters h tot en met l, is vastgesteld kan niet gezegd worden dat belanghebbende in het bovengenoemde tijdvak de voor het ondernemerschap vereiste zelfstandigheid jegens haar opdrachtgevers bezat. 5. Het gelijk is derhalve aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd. De proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 7 juni 2000 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 19 juni 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende f 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van f 150,= verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het door de belanghebbende ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het door deze voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.