Jurisprudentie
AA6243
Datum uitspraak2000-04-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 00/735 JRB
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 00/735 JRB
Statusgepubliceerd
Uitspraak
JRB/CS
vonnis 13 april 2000
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM,
RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:
rolnummer KG 00/735 JRB van:
[eiser], wonende te [woonplaats], handelend onder de naam I DO! I DO!,
e i s e r e s bij dagvaarding van 11 februari 2000,
procureur mr D.J.G. Visser,
advocaat mr L.D. Bruning te Amsterdam,
t e g e n :
1. de vennootschap onder firma [gedaagde], gevestigd te [woonplaats],
2. [vennoot 1],
3. [vennoot 2],
vennoten van gedaagde sub 1 en beiden wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e n,
gemachtigde mr A.E.B. de Hollander, rechtshelper te Almelo.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Ter terechtzitting van 29 maart 2000 heeft eiseres, hierna [eiseres] genoemd, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Ter zitting heeft [eiseres] haar eis vermeerderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte houdende vermeerdering van eis.
Ter zitting heeft zij haar vordering gewijzigd in die zin dat zij de vorderingen met betrekking tot de domeinnamen beperkt tot domeinnamen die aanvangen met "IDO", een en ander in verband met bruidsartikelen.
Gedaagden, hierna [gedaagde], [vennoot 1] en [vennoot 2] genoemd en tezamen [gedaagde] c.s., hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING :
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. Blijkens een inschrijving in het handelsregister, drijft [eiseres] sinds 16 september 1991 onder de handelsnaam I DO! I DO! in [woonplaats] een detail-handel in bruids- en gelegenheidskleding.
b. [eiseres] is houdster van de volgende merkinschrijvingen bij het Benelux-Merkenbureau:
I het beeldmerk
ingeschreven op 7 oktober 1991 in de klassen 24, 25 en 26 (kort aangeduid: weefsels, bruidskleding, haarbanden en sluiers);
II het woordmerk I DO! I DO!
ingeschreven op 15 september 1999 in de klassen 24, 25 en 26.
c. [vennoot 2] heeft op 19 december 1997 ingeschreven in de klassen 16, 35 en 41 (kranten en reclameteksten) van het Benelux-Merkenbureau het beeldmerk:
d. [gedaagde] geeft in het oosten van Nederland een huwelijkskrant uit, aanvankelijk met het logo:
e. Sedert december 1999/januari 2000 is het logo van de huwelijkskrant:
f. [gedaagde], althans [vennoot 2], heeft de internetdomeinnamen IDO.NL en IDOWEDDINGPAPER.NL op 17 december 1998 bij de Stichting Internet Domeinregistratie laten registreren.
g. Op de website van [gedaagde] is de huwelijkskrant met het logo zoals hiervoor onder 1.d. is afgebeeld, in te zien.
h. Nadat tussen partijen discussie was ontstaan omtrent het gebruik door [gedaagde] van het logo en de domeinnamen, heeft op 24 augustus 1999 een bespreking plaatsgevonden tussen [eiseres] en [vennoot 1].
i. Bij brief van 15 september 1999 heeft [eiseres] aan [vennoot 1] geschreven dat tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde] de domeinnaam IDOWEDDINGPAPER.NL zal wijzigen in WEDDINGPAPER.NL, de domeinnaam IDO.NL zal uitschrijven, het logo van de huwelijkskrant zal wijzigen in die zin dat I DO ondergeschikt wordt aan weddingpaper en het uitroepteken vervalt en de meest westelijke editie van de krant de driehoek Arnhem-Zutphen-Apeldoorn niet zal overschrijden. [eiseres] heeft verzocht die brief voor akkoord te bevestigen.
j. Bij brief van 21 december 1999 heeft mr Hollander namens [gedaagde] onder meer aan mr Visser geschreven dat [eiseres] geen belang meer heeft bij haar vordering met betrekking tot inbreuk op haar merk, nu [gedaagde] reeds heeft besloten tot wijziging van het logo over te gaan en voorts dat nimmer is overeengekomen dat [gedaagde] de domeinnamen zou uitschrijven of wijzigen.
2. [eiseres] heeft op de bij dagvaarding gestelde, na wijziging van eis en de ter terechtzitting nader toegelichte gronden gevorderd:
A. [gedaagde] c.s. te veroordelen de op 24 augustus 1999 gesloten overeenkomst na te komen;
althans [gedaagde] c.s.:
B. te verbieden het merk (Just say) I DO! I DO! en de handelsnaam I DO! I DO! of daarmee overeenstemmend teken te gebruiken;
C. te gebieden de domeinnaam IDO.NL aan [eiseres] over te dragen;
D. te gebieden de domeinnaam IDOWEDDINGPAPER.NL door te halen;
E. te gebieden een afschrift van de door hen gevoerde correspondentie met betrekking tot voornoemde de overdracht en doorhaling aan de raadsman van [eiseres] af te geven;
F. te gebieden de domeinnamen en alle met de merk- en handelsnaamrechten van [eiseres] overeenstemmende domeinnamen die aanvangen met IDO door te halen;
een en ander zoals nader gespecificeerd in de dagvaarding en akte vermeerdering van eis.
3.1. Ter afwering is door [gedaagde] c.s. ten eerste betoogd dat de president van deze rechtbank niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen omdat [gedaagde] c.s. volgens het bepaalde in artikel 37A Benelux Merkenwet en artikel 6 lid 2 Handelsnaamwet niet voor de rechter van hun woonplaats /vestigingsplaats zijn gedagvaard.
3.2. Voorts heeft [eiseres] geen spoedeisend belang nu reeds meer dan een jaar is verstreken sinds [eiseres] in februari 1999 heeft gesommeerd de vermeende inbreuk te staken.
3.3. Voorts hebben [gedaagde] c.s. het logo van de krant reeds gewijzigd in "Weddingpaper, I do", zonder uitroepteken. In dit logo is I do ondergeschikt aan weddingpaper. [gedaagde] c.s. betwisten overigens dat op 24 augustus 1999 de onder 1.i. weergegeven overeenkomst is gesloten.
3.4. Tenslotte is het onjuist dat het gebruik van het teken door [gedaagde] c.s. in de huwelijkskrant en op het internet verwarring bij het publiek wekt. De namen van de merken van partijen verschillen te veel en bovendien bieden [gedaagde] c.s. andere waren aan, zodat verwarring is uitgesloten. Daarbij komt dat de bruidszaak van [eiseres] in [woonplaats] is gevestigd en de krant van [gedaagde] c.s. uitsluitend in het oosten van het land wordt uitgegeven. Zij betwisten dat de zaak en handelsnaam van [eiseres] landelijke bekendheid geniet. Er is derhalve geen sprake van merkinbreuk, noch van inbreuk op de handelsnaam, aldus [gedaagde] c.s.
Beoordeling van het geschil:
Met betrekking tot de bevoegdheid:
4. Ingevolge artikel 37A van de Benelux Merkenwet (BMW) wordt de territoriale bevoegdheid van de rechter mede bepaald door de plaats waar de in het geding zijnde verbintenis moet worden uitgevoerd. Nu de inzage in de website via het internet mede in Amsterdam kan geschieden, spelen de vermeende inbreukmakende handelingen van [gedaagde] c.s. zich ook in Amsterdam af.
Het gaat hier om een verbod om inbreuk op merkrechten, derhalve een verbintenis van [gedaagde] c.s. om de inbreukmakende handelingen te staken, welke verbintenis mede in Amsterdam kan worden uitgevoerd. De president van de rechtbank Amsterdam is op grond hiervan bevoegd kennis te nemen van de vordering met betrekking tot de merkinbreuk.
De president acht zich tevens bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tot nakoming van de overeenkomst en die met betrekking tot inbreuk op het handelsnaamrecht, nu ook deze voorzieningen mede in het arrondissement Amsterdam effect beogen te krijgen.
Met betrekking tot de nakoming :
5. Tegenover de betwisting door [gedaagde] c.s. is in dit geding niet voldoende komen vast te staan dat [vennoot 1] op 24 augustus 1999 namens [gedaagde] c.s. de onder 1.i. weergegeven overeenkomst met [eiseres] heeft getroffen. Hiervoor zal een nader onderzoek naar de feiten nodig zijn, waarvoor dit geding zich niet leent. De primaire vordering is derhalve niet toewijsbaar.
Met betrekking tot de merk en handelsnaamrechten :
6.1. Voorzover de vordering zich richt tegen gebruik van het merk en de handelsnaam I DO! I DO! door [gedaagde] c.s., is de vordering niet toewijsbaar omdat niet gebleken is dat [gedaagde] c.s. dit merk of deze handelsnaam gebruiken.
6.2. Met betrekking tot het gebruik van een overeenstemmend teken door [gedaagde] c.s. als bedoeld in artikel 13A lid 1 aanhef en onder b. BMW geldt als uitgangspunt bij de beoordeling dat het merk I DO! I DO!, mede door de toevoeging van een uitroepteken, een bijzonder onderscheidend vermogen bezit voor bruidsartikelen. Daarbij vormt in het beeldmerk het bestanddeel "I just say" een ondergeschikte rol.
Voldoende aannemelijk is dat het merk niet alleen in de omgeving van [woonplaats], maar ook landelijk, bekendheid geniet op het gebied van bruidsmode. [eiseres] heeft ook onbetwist aangevoerd dat in meerdere landelijk verspreide modetijdschriften aandacht aan haar zaak is besteed. Het betoog van [gedaagde] c.s. dat geen verwarring kan ontstaan omdat de bedrijven van de partijen in verschillende regio van het land worden uitgeoefend, gaat derhalve niet op.
Het door [gedaagde] gedeponeerde teken zoals zij dat aanvankelijk gebruikte voor haar krant en welk teken zij nog op internet gebruikt, vormt, met name door de nadruk die gelegd wordt op de woordjes "I do" (vetgedrukt) met daaraan toegevoegd een uitroepteken, een inbreuk op de merkrechten van [eiseres] op grond van het bepaalde in artikel 13A lid 1 aanhef en onder b. BMW.
Weliswaar wijken de activiteiten die [gedaagde] uitoefent af van die van [eiseres], maar [gedaagde] richt zich tot dezelfde doelgroep, er is sprake van soortgelijke waren, en aannemelijk is dat bij het in aanmerking komende publiek - aanstaande bruiden - verwarring kan ontstaan en gemeend kan worden dat de bruidskrant van [gedaagde] een uitgave is van [eiseres].
Bij het (inmiddels gewijzigde) gebruik door [gedaagde] van het teken Weddingpaper I do, heeft [gedaagde] evenwel voldoende afstand genomen van het merk van [eiseres], nu het kenmerkende bestanddeel van dit teken, zoals blijkt uit de hiervoor onder 1.e. opgenomen afbeelding, het woord "weddingpaper" vormt.
6.3. Gelet op de vastgestelde merkinbreuk, geldt ook dat sprake is van merkinbreuk bij het gebruik door [gedaagde] c.s. van de domeinnamen IDO.NL en IDOWEDDINGPAPER.NL. Immers de kans bestaat dat de raadpleger van de website van [gedaagde] ten onrechte meent dat de informatie van [eiseres] afkomstig is. Voorts ontneemt het gebruik van de domeinnaam IDO.NL, [eiseres] de mogelijkheid om zelf een website onder die naam te openen. Het gebruik van domeinnamen die aanvangen met IDO en in verband worden gebracht met bruidsartikelen, wekken de suggestie dat deze betrekking hebben op websites van [eiseres]. De vorderingen met betrekking tot doorhaling van domeinnamen die aanvangen met IDO en I-DO in verband met bruidsartikelen zijn derhalve toewijsbaar.
De vordering tot overdracht van de domeinnaam IDO.NL aan [eiseres] is echter niet toewijsbaar nu de rechtsgrond voor die vordering onvoldoende duidelijk is gemaakt. Dit geldt ook voor de vorderingen die betrekking hebben op de indeplaatstreding van dit vonnis voor de wilsverklaring van [gedaagde] c.s.
Naar [eiseres] ter zitting heeft verklaard, heeft zij geen bezwaar tegen het gebruik door [gedaagde] c.s. van de domeinnaam WEDDINGPAPERIDO.NL.
6.4. Voorts levert het gebruik van de woorden I DO in de omstreden domeinnamen een inbreuk op op artikel 5 van de Handelsnaamwet, nu [gedaagde] zich in ieder geval onder deze namen, die in geringe mate afwijken van de handelsnaam van [eiseres], tot het publiek wendt en aldus haar onderneming mede onder deze namen voert.
7. De onderhavige zaak heeft betrekking op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten zodat een termijn als bedoeld in artikel 50 lid 6 van de Agreement on Trade-related Aspects of Intellectual Property Rights (Trips-Verdrag) zal worden bepaald.
8. De vorderingen zijn derhalve als volgt toewijsbaar waarbij de dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd.
[gedaagde] c.s. dienen met de kosten van het geding te worden belast.
B E S L I S S I N G :
1. Gebiedt [gedaagde] c.s. hoofdelijk om binnen tien werkdagen na de betekening van dit vonnis het gebruik en/of de registratie van enig teken dat aanvangt met de woorden I DO, al dan niet met uitroepteken, te staken en gestaakt te houden en voorts alle met de merk en handelsnaamrechten van [eiseres] overeenstemmende domeinnamen die aanvangen met IDO of I-DO, te doen doorhalen bij de Stichting Internetdomein Registratie Nederland op straffe van een dwangsom van f.1.000,-- per dag dat zij nalaten aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van f.100.000,--.
2. Veroordeelt [gedaagde] c.s. om binnen tien dagen na de betekening van dit vonnis aan de raadsman van [eiseres] af te geven copie van de opdracht tot doorhaling op straffe van een dwangsom van f.100,-- per dag dat [gedaagde] c.s. nalaten aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van f.10.000,=.
3. Veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op 547,52 aan verschotten, waaronder f.400,= wegens vastrecht en op f.1.550,= aan salaris procureur.
4. Bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 50 lid 6 van het Trips-verdrag op drie maanden na heden.
5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door de vice-president mr J.R. Branbergen, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken door de vice-president mr R. Orobio de Castro ter openbare terechtzitting van donderdag 13 april 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: