Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5016

Datum uitspraak2000-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/009058-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 13/009058-99 datum uitspraak: 29 februari 2000 op tegenspraak +-------------------+ ¦ VERKORT VONNIS ¦ +-------------------+ van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, economische meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvend. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onder-zoek op de terechtzittingen van 10 februari 2000 en 15 februari 2000. 1. Telastelegging. Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting van 9 december 1999 gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen. Geldigheid van de dagvaarding. De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van de derde in de telastelegging genoemde bijzonderheid inhoudende, zakelijk weergegeven, dat er besprekingen tussen Diamond Tools Group B.V.(DTG) en Flexovit International N.V. gaande waren, nietig verklaard dient te worden. De raadsman acht dit onderdeel te algemeen gesteld om te kunnen kwalificeren als een bijzonderheid. Het openbaar ministerie had behoren aan te geven vanaf wanneer volgens hem van voorkennis sprake was en ook tot wanneer dat het geval was. Nu geen van beide momenten zijn aangeduid, is de telastelegging op dit punt zodanig onbepaald en onduidelijk dat zij op dit punt nietig moet worden geacht. De rechtbank overweegt als volgt. In de dagvaarding wordt aangegeven in welke periode de transacties hebben plaatsgevonden. Voorafgaand aan of ten tijde van deze transacties zou verdachte op de hoogte zijn geweest van een of meer in de telastelegging genoemde bijzonderheden. Gezien de samenhang tussen de bijzonderheid inhoudende de besprekingen tussen Flexovit en DTG met het overige deel van de telastelegging en gelet op de inhoud van het dossier acht de rechtbank voldoende bepaald en duidelijk op welke periode en op welke gegevens deze bijzonderheid betrekking heeft. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer. 3. Waardering van het bewijs. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte -gestreepte- kopie van de telastelegg-ing. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdediging. Zoals uit de bewezenverklaring volgt beschouwt de rechtbank als bijzonderheden in de zin van de wet het -kort samengevat- samenstel van contacten tussen Diamond Tools Group B.V. en Flexovit International N.V., welke een aanvang namen met de mededeling dat DTG een belang van 10,1 % in Flexovit had opgebouwd. Naar opvatting van de rechtbank is daarbij, in het kader van de onderhavige strafzaak, niet van belang dat, zoals de raadsman heeft betoogd, Flexovit van meet af aan niet geïnteresseerd was in samenwerking met DTG, laat staan in een nauwe samenwerking en dat een overname door DTG door Flexovit niet als een serieuze optie werd gezien. In de toenaderingspogingen van de kant van DTG werd met zoveel woorden van het begin af aan een concreet bod op alle uitstaande aandelen Flexovit International N.V. niet uitgesloten. Deze toenaderingspogingen zijn door de Raad van Commissarissen en de directie van Flexovit herhaalde malen besproken, waarbij de inhoud van de te geven reacties aan de orde zijn gekomen en bij welke besprekingen verdachte een aantal malen aanwezig is geweest. De onderhavige toenaderingspogingen, mede gezien in het licht van de teleurstellende gang van zaken bij Flexovit, het teleurstellende koersverloop van het aandeel Flexovit, de druk van een aantal grootaandeelhouders om veranderingen door te voeren, het bijstellen van de winstverwachtingen, het besluiten tot reorganisatiemaatregelen en het uitvoeren van die maatregelen o.a. in Zuid-Afrika en Amerika in het begin van 1998, vormen zonder twijfel voorwetenschap in de zin van de wet. Van algemene bekendheid is immers dat reeds geruchten van toenaderingspogingen of overnamevoornemens informatie vormen van het soort dat door beleggers relevant wordt geacht voor het nemen van beleggingsbeslissingen. 4. Het bewijs. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten. De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaar-heid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij als directeur van een internationaal opererende vennootschap in certificaten van aandelen van die vennootschap heeft gehandeld, terwijl hij op de hoogte was van informatie die als koersgevoelig beschouwd kan worden. Dit klemt temeer nu verdachte, alhoewel hij voor het eerst in (certificaten van) aandelen handelde, gelet op de waarschuwingen door hem aan zijn mededirecteur gegeven, zich terdege bewust was van de zorgvuldigheid waarmee directeuren in dit soort situaties dienen te handelen. Door het handelen van verdachte komt de integriteit in het bedrijfsleven in het geding. De rechtbank houdt anderzijds rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hetgeen daaromtrent ter terechtzitting is besproken, alsmede met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud). De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing: Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr F.G. Bauduin, voorzitter, mrs H.A.M. Röell-Mulder en J. van Baars, rechters, in tegenwoordigheid van mr M.M.J. Noorda, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze recht-bank van 29 februari 2000.