Jurisprudentie
AA4951
Datum uitspraak1999-12-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/137
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/137
Statusgepubliceerd
Uitspraak
HR
Gerechtshof Arnhem
Vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/137
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Stichting *X
te : *Z
ambtenaar : Inspecteur Belastingdienst/Ondernemingen *P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
soort belasting : omzetbelasting
tijdvak : juli 1997
mondelinge behandeling : op 14 december 1999 te Harderwijk door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van de heer Wagener als griffier
waarbij verschenen : de Inspecteur
waarbij niet verschenen : belanghebbende, zonder kennisgeving aan het hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 28 oktober 1999 gericht aan het in het beroepschrift opgegeven adres van de gemachtigde en blijkens de retourkaart van PTT-Post ten kantore van de gemachtigde in ontvangst genomen
gronden:
1. Belanghebbende exploiteert een manege. De activiteiten bestaan onder meer uit stalling en verzorging van paarden en pony’s, het geven van gelegenheid voor ritten binnen en buiten en het geven van rijlessen in groepsverband of privé.
2. Om voor rijlessen in aanmerking te komen moet een ruiterkaart worden aangeschaft. De lessen worden verzorgd door gediplomeerde instructeurs. Bij belanghebbende bestaat de mogelijkheid om het vaardigheidsbewijs van de Federatie Nederlandse Rijscholen te behalen.
3. Het tegen betaling geven van rijlessen of nadere instructie door gediplomeerde instructeurs aan beginnende of gevorderde paardrijders kan niet worden aangemerkt als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening, als bedoeld in artikel 11, lid 1, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968, juncto artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968, Bijlage B, post b21.
4. De Inspecteur stelt zich mitsdien terecht op het standpunt dat ter zake van de omzet ruiterkaarten de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet van toepassing is.
5. Het Hof merkt voorts het volgende op.
Afgezien van de verhuur van boxen, welke naar tussen partijen niet in geschil is onbelast plaatsvindt, bestaan de overige prestaties van belanghebbende blijkens de stukken (o.a de bij de stukken aanwezige brochure en stallingsvoorwaarden) uit:
- het voeren van gestalde dieren driemaal daags,
- toezicht bij calamiteiten als ziekte en ongeval en waarschuwen van de dierenarts,
- gelegenheid tot het rijden in de binnenmanege of op de buitenbaan,
- het gebruik van de zadelkast, en
- de mogelijkheid van deelname aan concoursen, wedstrijden, keuringen en veilingen.
6. Voor deze overige prestaties heeft belanghebbende belasting voldaan naar het 6%-tarief. De Inspecteur stelt terecht dat ten aanzien van de onder 5. vermelde prestaties sprake is van een samenstel van prestaties, waarvoor één, van de verhuur van de boxen af te zonderen, vergoeding, wordt betaald die is onderworpen aan het algemene tarief van 17,5%.
slotsom:
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 28 december 1999 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 januari 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.