Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4758

Datum uitspraak1999-12-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/00812
Statusgepubliceerd


Uitspraak

IV Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. M 99/00812 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbnde : *X te : *Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 17 maart 1999 naheffingsaanslagnummer : * *Y1 dagtekening aanslagbiljet : 29 januari 1999 soort belasting : motorrijtuigenbelasting controledatum : 11 oktober 1998 tijdvak : 12 oktober 1997 tot en met 11 oktober 1998 mondelinge behandeling : op 2 december 1999 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de Inspecteur gronden: 1. Belanghebbende staat in het kentekenregister sedert 6 oktober 1997 als houder van het handelaarskenteken *11-aa-22 ingeschreven. 2. Op 11 oktober 1998 is ambtelijk geconstateerd dat te *Q gebruik van de weg werd gemaakt met een personenauto van het merk Audi, type A3 TDI, kleur metallic brons. Het motorrijtuig dat werd bestuurd door belanghebbende was voorzien van het handelaarskenteken *11-aa-22. 3. Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat hij een autobedrijf heeft, dat de onderhavige auto niet tot zijn handelsvoorraad behoorde, dat de auto eigendom was van zijn vader, dat hij de auto tijdelijk onder zich had in verband met een reparatie en dat hij op het moment van de controle op weg was naar een klant in *R die belangstelling had de auto van zijn vader te kopen en dat zijn vrouw en dochter met hem meereden naar *R. 4. Gelet op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet), in verbinding met artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, en artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 44, vierde lid, van het kentekenreglement, mag een handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig van de weg gebruik wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie dat kenteken is opgegeven. 5. De Inspecteur maakt met hetgeen hij aanvoert, aannemelijk dat belanghebbende ten tijde van de controle met betrekking tot het onderhavige motorrijtuig niet voldeed aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de toepassing van de zogenaamde handelaars-kentekenregeling. Een rit met een auto van belanghebbendes vader naar een mogelijke koper van die auto, valt niet onder het onder 4 bedoelde gebruik. Hetgeen belanghebbende aanvoert doet aan dit oordeel niet af. Ook hetgeen de Inspecteur overigens aanvoert is juist. 6. Gelet op het voorgaande heeft de Inspecteur terecht met toepassing van artikel 69 van de Wet de na te heffen belasting berekend over twaalf maanden. 7. Op grond van artikel 70 juncto artikel 37 van de Wet wordt de nageheven belasting verhoogd met honderd percent. De Inspecteur heeft niet gehandeld in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur door van de vastgestelde verhoging geen kwijtschelding te verlenen. 8. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Ook overigens is er geen reden om aan te nemen dat de Inspecteur zijn besluit op enigerlei wijze heeft genomen in strijd met enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Hetgeen belanghebbende aanvoert, doet aan deze oordelen niet af. 9. Belanghebbendes beroep is ongegrond. proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 16 december 1999 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I.B.Vermeulen-Post) (T.J.Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 1999 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.