Jurisprudentie
AA3733
Datum uitspraak1999-04-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAwb 99/1878 VV, Awb 99/2696 VV
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAwb 99/1878 VV, Awb 99/2696 VV
Statusgepubliceerd
Uitspraak
435 / Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch Sector Bestuursrecht
Uitspraak
Awb 99/1878 VV
Awb 99/2696 VV
Uitspraak van de president op het verzoek als bedoeld in artikel
8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil
tussen
A, wonende te B, verzoeker sub I,
gemachtigde mr. W.H.E. Parlevliet, medewerker van de DAS-
rechtsbijstand te Amsterdam,
en
C, wonende te B, verzoeker sub II,
gemachtigde mr. E.T.W.M. van Leeuwen, medewerker van de SRK
te Zoetermeer,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Veldhoven, verweerder.
I. PROCESVERLOOP.
Bij besluit van 3 maart 1999 heeft verweerder aan D een
bouwvergunning verleend voor het veranderen van een woning op
het perceel kadastraal bekend gemeente B, sectie [...],
nummer [...], plaatselijk bekend [...], te B.
Bij schrijven van 22 maart 1999 heeft verzoeker sub I een
bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 3 maart 1999 bij
verweerder ingediend.
Bij schrijven van 9 april 1999 heeft verzoeker sub II een
bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 3 maart 1999 bij
verweerder ingediend.
Tevens hebben verzoekers zich bij schrijven van respectievelijk 22
maart 1999 en 12 april 1999 tot de president gewend met
verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening als
bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
De verzoeken zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 15 april
1999, waar verzoeker sub I in persoon is verschenen, bijgestaan
door zijn gemachtigde. Verzoeker sub II heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich
laten vertegenwoordigen door mr. S. Brand-Borghaerts, ambtenaar
der gemeente. Voorts is vergunninghouder de heer D
verschenen, alsmede zijn echtgenote mevrouw E.
II. OVERWEGINGEN.
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, onder meer indien
voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is
gemaakt, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan
worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening
treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen,
dat vereist.
Voorzover toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium met
zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de
bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de
president daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend
in die procedure.
In geschil is de aan D verleende bouwvergunning voor het
veranderen van zijn woning. De verandering bestaat uit een
uitbreiding van de zolderetage, waardoor een extra verdieping zal
ontstaan. Het bouwplan voorziet in een verdraaiing van het dak met
een kwartslag. De nokhoogte wordt verhoogd en het dak zal
worden voorzien van twee dakkapellen.
Ingevolge artikel 44 van de Woningwet, mag alleen en moet een
bouwvergunning worden geweigerd indien:
a. het bouwplan in strijd is met het bouwbesluit;
b. het bouwplan in strijd is met de bouwverordening;
c. het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van
welstand;
d. het bouwplan in strijd is met het vigerende
bestemmingsplan;
e. voor de realisering van het bouwplan
monumentenvergunning is vereist en deze niet is afgegeven.
Uit het dwingend bepaalde in dit artikel volgt dat een
bouwvergunning dient te worden geweigerd indien zich één of meer
van de in het artikel omschreven weigeringsgronden voordoen,
doch dat de vergunning moet worden verleend indien zulk een
weigeringsgrond ontbreekt. Bij de toepassing van dit stelsel, dat
veelal als imperatief-limitatief wordt aangeduid, komt men aan
onderzoek en afweging van de bij de bouwvergunning betrokken
belangen niet toe.
Ingevolge de plankaart van het vigerende bestemmingsplan
"Hoogepatse Akkers" rust op het onderhavige perceel de
bestemming eensgezinshuizen in 2 bouwlagen in de klasse E2 G.
In artikel 4.A.1.b. onder 2 van de planvoorschriften is ten aanzien
van de bebouwingsklasse E2 G onder meer bepaald dat twee
woonlagen gerealiseerd mogen worden; dat de maximale
goothoogte van de voorgevel in de naar de weg gekeerde
bebouwingszone 6 meter is en de maximale bebouwingshoogte 10
meter. De inhoud van de woning bedraagt maximaal 550 m3.
In artikel 1 onder i van de begripsbepalingen van het
bestemmingsplan is het begrip bouwlaag als volgt gedefinieerd:
een begane grond en/of een hoger gelegen verdieping. Het begrip
woonlaag is niet gedefinieerd.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat het vergunde
bouwplan voorziet in een derde woonlaag. Verzoekers zijn dan ook
van mening dat de bouwvergunning niet overeenstemt met de
genoemde voorwaarden in het bestemmingsplan.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de ruimtes op
de zolderverdieping vanwege de afmetingen geen verblijfsruimtes
kunnen zijn zodat de zolderverdieping niet als een extra woonlaag
kan worden beschouwd.
De president ziet zich geplaatst voor de vraag of er in het
onderhavige bouwplan sprake is van het realiseren van een derde
woonlaag.
Verweerder heeft ter invulling van het in de planvoorschriften niet
gedefinieerde begrip "woonlaag" aansluiting gezocht bij het wel
gedefinieerde begrip "bouwlaag". Ter nadere invulling van
laatstgenoemd begrip is vervolgens aansluiting gezocht bij de eisen
die het Bouwbesluit bevat ten aanzien van verblijfsruimtes.
Verweerder verwijst ter ondersteuning van zijn opvatting naar een
uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van
State van 8 augustus 1996 (H01.95.0548) waarin is overwogen dat
pas gesproken kan worden van een bouwlaag indien de verdieping
zodanige afmetingen en vorm heeft dat de daardoor ontstane
ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden
gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke
gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.
Om te kunnen bepalen wanneer er sprake is van 'zodanige
afmetingen en vorm' heeft de Afdeling een koppeling gelegd met
het begrip 'verblijfsruimte' in het Bouwbesluit.
De Afdeling acht tevens van belang of er al dan niet bouwkundige
voorzieningen worden getroffen die de verdieping geschikt maken
voor woonfuncties.
In artikel 45, tweede lid, van het Bouwbesluit is bepaald dat een
verblijfsruimte een vloeroppervlakte moet hebben van tenminste 5
m2, waarvan de breedte tenminste 1,8 meter moet bedragen en de
bouwhoogte 2,4 meter.
Blijkens de bouwtekening behorend bij het onderhavige bouwplan
bedraagt de bouwhoogte van de zolderetage 2,4 meter over een
breedte van 1,53 meter. Voorts is de etage voorzien van twee
dakkapellen, waarin de bouwhoogte 2,3 meter bedraagt. De ruimte
wordt verdeeld in afzonderlijke ruimtes. Vergunninghouder heeft ter
zitting verklaard dat deze ruimtes, evenals op de bouwtekening is
aangegeven, zullen worden gebruikt als berging en hobbyruimte.
Overwogen wordt als volgt.
De president acht het op zichzelf niet onjuist dat verweerder ter
invulling van het begrip "woonlaag" aanknoopt bij het in het
bestemmingsplan gedefinieerde begrip "bouwlaag" en vervolgens
aansluiting zoekt bij artikel 45 van het Bouwbesluit. Naar het
voorlopig oordeel van de president betekent dit echter niet dat elke
afwijking van de maatvoering die het bouwbesluit vereist moet
leiden tot de vaststelling dat geen sprake is van een bouwlaag in de
zin van het bestemmingsplan.
Vast staat dat in casu niet geheel wordt voldaan aan de afmetingen
die het Bouwbesluit vereist om te kunnen spreken van een
'verblijfsruimte'. De president is vooralsnog van oordeel dat dit in
het onderhavige geval niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt
dat geen sprake is van een bouwlaag in de zin van het
bestemmingsplan. Bij de beoordeling van de vraag of er een
bouwlaag zal ontstaan kan naar het oordeel van de president niet
voorbij worden gezien aan de aard en de functionaliteit van de op
de zolderverdieping te realiseren ruimtes en de uiterlijke
verschijningsvorm van de zolder. In aanmerking genomen dat de
zolderruimte door middel van vaste tussenmuren zal worden
verdeeld in afzonderlijke kamers, er twee dakkapellen zullen
worden aangebracht en één van de kamers zal worden gebruikt als
hobbyruimte, kan naar het oordeel van de president niet worden
volgehouden dat de verdieping niet geschikt zou zijn voor
woonfuncties. Daarbij heeft de president tevens in aanmerking
genomen dat de in het Bouwbesluit vereiste hoogtemaat van 2,4
meter weliswaar niet over een breedte van 1,8 meter gehaald
wordt, maar dat deze, gelet op de aansluitende bouwhoogte in de
dakkapellen, over een breedte van meer dan 1,8 meter de hoogte
2,3 meter bedraagt, hetgeen slechts in beperkte mate lager is dan
de vereiste 2,4 meter.
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de
president gerede twijfel omtrent de vraag of het onderhavige
bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
Indien er op basis van de redenering van verweerder evenwel van
zou worden uitgegaan dat er geen strijd met het bestemmingsplan
is omdat er geen sprake is van een derde woonlaag aangezien er
gelet op de afmetingen geen sprake is van een verblijfsruimte, dan
wordt het volgende overwogen. De president constateert dat het
onderhavige bouwplan voorziet in realisering van een hobbyruimte.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat deze ruimte niet als
verblijfsruimte aangemerkt kan worden. Dit zou anders zijn indien
deze ruimte als slaapkamer gebruikt zou worden, aldus verweerder.
De president vermag echter niet in te zien waarom (een
slaapkamer wel en) een hobbyruimte niet als verblijfsruimte kan
worden aangemerkt, aangezien ook in een hobbyruimte mensen
gedurende langere tijd kunnen verblijven en de ruimte derhalve een
woonfunctie niet ontzegd kan worden. Vast staat dat niet geheel
wordt voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot de
maatvoering, die ten aanzien van een verblijfsruimte in het
Bouwbesluit wordt gesteld, zodat er alsdan reden is om te twijfelen
of het onderhavige bouwplan in overeenstemming is met het
Bouwbesluit.
Nu er op grond van het bovenstaande een redelijke kans bestaat
dat het bestreden besluit bij de beslissing op het bezwaarschrift niet
in stand zal blijven, zal de voorlopige voorziening worden
toegewezen en zal het bestreden besluit worden geschorst tot zes
weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden
veroordeeld in de proceskosten.
Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten
bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage per verzoeker
begroot op in totaal ? 1.420,-- voor kosten van door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift;
* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt ? 710,--;
* wegingsfactor 1.
Tevens zal de president bepalen dat door verweerder aan
verzoekers het door hen gestorte griffierecht dient te worden
vergoed.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING.
De president.
I. Wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige
voorziening toe;
II. Schorst het bestreden besluit tot zes weken
nadat op de bezwaarschriften is beslist;
III. Veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte
proceskosten vastgesteld op ? 1.420,-- per verzoeker, te betalen
door de gemeente Veldhoven;
IV. Gelast dat het door verzoekers ieder
afzonderlijk betaalde griffierecht ad f 225,-- door de gemeente
Veldhoven aan verzoekers wordt vergoed;
Aldus gedaan door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden als fungerend
president in tegenwoordigheid van mr. V.N. Sluiter als griffier en
uitgesproken in het openbaar op 29 april 1999.