Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA2395

Datum uitspraak1998-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers32887
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 1996 betreffende de hem voor het jaar 1991 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 216.228,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt be zwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. 3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: 3.1. 3.1.1. Belanghebbende oefent een gemengd landbouwbedrijf uit. De activiteiten van dit bedrijf bestaan onder meer uit het mesten van varkens. 3.2. In het onderhavige jaar (1991) heeft belanghebbende slachtrijpe varkens verkocht aan een varkenshandelaar, die deze varkens heeft doorverkocht aan een slachterij. 3.3. Tijdens het vervoer van varkens naar een slachthuis bestaat het risico dat een gezond varken komt te overlijden door bijvoorbeeld een hartaanval ten gevolge van stress (hierna: het vervoersrisico). Ten gevolge van zulk een overlijden verliest het vlees van het desbetreffende varken zijn waarde. iv) 3.1.2. De - in het onderhavige jaar van toepassing zijnde - Algemene Voorwaarden voor de Veehandel, vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (hierna: de Algemene Voorwaarden) luiden - voorzover van belang - als volgt: 3.5. "Artikel 1: Inhoud 3.6. In deze voorwaarden worden de rechtsbetrekkingen geregeld tussen koper en verkoper van rundvee, kalveren, varkens, biggen, schapen, lammeren en geiten, alsmede de wijze van verhandeling en vervoer van vee terzake van tussen de partijen mondeling of schriftelijk tot stand gekomen koopovereenkomsten. (?) Artikel 2: Toepassing Degene die deze Algemene Voorwaarden toepast, is verplicht die voorwaarden vóór of bij het sluiten van de koopovereenkomst aan de wederpartij ter hand te stellen. Indien de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn en partijen overeenkomen van deze voorwaarden af te wijken, dient dit duidelijk vooraf te worden afgesproken. (?) Artikel 4: Koopovereenkomst De koopovereenkomst waarop deze Algemene Voorwaarden van toepassing zijn, is tot stand gekomen zodra de koper en verkoper mondeling of schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over het dier of de dieren, de prijs en eventuele bijzondere leveringsvoorwaarden. (?) Artikel 6: Aflevering De verkoper is verplicht het dier of de dieren op de overeengekomen plaats en tijd af te leveren, dan wel ter aflevering beschikbaar te stellen. De koper is verplicht het dier of de dieren op de overeengekomen plaats en tijd in ontvangst te nemen, tenzij het dier of de dieren ongeschikt zijn geworden voor ontvangstname. Artikel 7: Risico-overgang Het risico voor de dieren gaat over van de verkoper op de koper op het moment van de aflevering, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. (...) Artikel 10: Vervoer Partijen spreken af wie zorg draagt voor het vervoer van het dier of de dieren. Op het vervoer van vee zijn de Wet Overeenkomst Wegvervoer, de Algemene Vervoerscondities 1983 (AVC) en de Algemene Veevervoerscondities (AVVC) van de Stichting Vervoeradres van toepassing. (...)". 3.1.3. Bij verkoop van varkens waarbij niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van de Algemene Voorwaarden het risico voor de dieren, waaronder het vervoersrisico, van de verkoper op de koper overgaat op het moment van de aflevering - zoals belanghebbende sedert het begin van het onderhavige jaar met zijn afnemers overeenkomt -, ontvangt de verkoper voor een tijdens het vervoer naar het slachthuis als gevolg van stress overleden varken niets. Bij verkoop van varkens overeenkomstig de - hiervóór in 3.1.2 bedoelde - hoofdregel van artikel 7 van de Algemene Voorwaarden (hierna: de hoofdregel), ontvangt de verkoper voor elk levend bij het slachthuis aangekomen varken f 1,50 minder dan het geval zou zijn geweest indien op deze verkoop niet de hoofdregel van toepassing zou zijn geweest, maar ontvangt hij voor elk tijdens het vervoer naar het slachthuis ten gevolge van stress overleden varken een vergoeding ter grootte van het bedrag dat een levend aangevoerd varken die dag zou hebben opgebracht. 3.3.7. 3.1.4. In de onderhavige branche wordt ongeveer twee derde gedeelte van alle varkens verkocht onder toepassing van de hoofdregel van artikel 7 van de Algemene Voorwaarden. Het verzekeren van het vervoersrisico bij een verzekeraar in geval op de verkoop niet de hoofdregel van toepassing is komt niet voor. 3.1.5. Voorts ligt in 's Hofs uitspraak besloten dat de aflevering als bedoeld in voormeld artikel 7 van de Algemene Voorwaarden plaatsvindt op het bedrijf van de varkensmester, en dat het vervoer van de verkochte varkens vanaf het bedrijf van de varkensmester naar de varkenshandelaar of naar het slachthuis wordt geregeld door en geschiedt voor rekening van de koper. 3.1. Belanghebbende heeft zich voor het Hof op het standpunt gesteld dat het hem ingevolge het bepaalde in artikel 13 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) is toegestaan een reserve assurantie eigen risico te vormen ter zake van het vervoersrisico. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende bestreden met het betoog dat het toepassen van de hoofdregel niet is aan te merken als het sluiten van een overeenkomst van verzekering. 3.2. Het Hof heeft het geschil ten nadele van belanghebbende beslist. Het heeft daartoe geoordeeld: dat, mede gelet op het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 4 van de Algemene Voorwaarden, artikel 7 van deze voorwaarden niet anders kan worden uitgelegd dan als een beding dat onderdeel uitmaakt van tussen varkensmesters en hun afnemers gesloten overeenkomsten van koop en verkoop; dat de in artikel 7 vervatte hoofdregel dat het risico voor de dieren op het moment van de aflevering overgaat van de verkoper op de koper, bewerkstelligt dat na dit moment niet de verkoper doch uitsluitend de koper met betrekking tot het vervoersrisico een verzekerbaar belang heeft. 3.8. Deze oordelen kunnen, als berustende op de aan het Hof, als rechter die over de feiten oordeelt, voorbehouden uitlegging van de Algemene Voorwaarden, in cassatie niet op hun juistheid worden getoetst. Zij zijn niet onbegrijpelijk en behoefden geen nadere motivering. 3.9. Uitgaande van vorenvermelde oordelen, heeft het Hof terecht geconcludeerd dat de hoofdregel van artikel 7 van de Algemene Voorwaarden geen overeenkomst van verzekering vormt noch een dergelijke overeenkomst kan vormen, zodat bij toepassing van deze regel derhalve geen sprake is van een koopprijs waarmede een verzekeringspremie wordt verrekend, maar uitsluitend van een, zij het lagere, koopprijs. 3.10. Voorzover het middel zich tegen de hiervóór vermelde oordelen keert, faalt het derhalve. 3.11. 3.4. In zoverre het middel is gericht tegen 's Hofs overweging volgens welke voor het geval dat het Hof tot voormelde oordelen zou komen, belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat de uitspraak van de Inspecteur moet worden bevestigd, faalt het ook. De vaststelling van hetgeen een partij ter zitting van het Hof heeft verklaard is immers voorbehouden aan het Hof. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is op 28 januari 1998 vastgesteld door raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van der Putt-Lauwers, Van Brunschot, Meij en Van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.