Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1227

Datum uitspraak1998-10-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/0262
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nummer 96/0262 U i t s p r a a k op het beroep van WONINGBOUWVERENIGING X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de chef Wnanciën van de gemeente P (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen het na te melden van haar gevorderde bedrag aan leges. 1. Gevorderd bedrag en bezwaar 1.1. Bij nota van 18 oktober 1995 is ƒ 24 753,90 aan leges gevorderd voor de door belanghebbende gevraagde bouwvergunning tot renovatie en groot onderhoud van 46 woningen plaatselijk bekend a-straat 1 tot en met 33 (oneven nummers) en 2 tot en met 20 (even) alsmede b-straat 1 tot en met 33 (oneven) en 2 tot en met 18 (even) te P. 1.2. Op het op 30 november 1995 gedagtekende en op 1 december 1995 ten gemeentehuize ontvangen bezwaarschrift van belanghebbende heeft de ambtenaar bij uitspraak van 3 januari 1996 het gevorderde bedrag gehandhaafd. 2. Geding voor het hof 2.1. Het beroepschrift is met drie bijlagen ter grifWe ontvangen op 3 oktober 1996. 2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen, waaronder een afschrift van de Legesverordening 1995, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 november 1994 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Q op 8 december 1994 onder nummer FIN 94012108. 2.3. Bij de mondelinge behandeling op 23 januari 1997 te R zijn gehoord belanghebbende bij monde van haar administrateur A en van haar gemachtigde, alsmede de ambtenaar. 2.4. De notities van het pleidooi dat aldaar door de gemachtigde van belanghebbende is gehouden, worden als hier herhaald en ingelast beschouwd. 2.5. Van belanghebbende zijn schriftelijke inlichtingen ingewonnen. Daarop zijn de artikelen 14, lid 1, onderdeel 2e, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toegepast. 2.6. Geen van de partijen heeft verzocht opnieuw haar standpunt mondeling toe te lichten. 2.7. De desbetreffende briefwisseling maakt deel uit van de gedingstukken. 3. Conclusies van partijen 3.1. Belanghebbende verzoekt in beroep om vernietiging van de aangevallen uitspraak en van het gevorderde bedrag. 3.2. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van haar uitspraak. 4. De vaststaande feiten 4.1. De voormelde bouwvergunning is verleend op 17 oktober 1995 onder nummer 95-666. 4.2. Een afschrift van de vergunning is door belanghebbende voor binnenkomst gestempeld 20 oktober 1995. 4.3. Belanghebbende is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet. 4.4. Zij beheert de voormelde 46 woningen. 4.5. Deze zijn in 1970 met geldelijke overheidssteun gebouwd. 4.6. De renovatie en het groot onderhoud waarvoor de vergunning is verleend vormen op zichzelf ingrijpende voorzieningen. De kosten daarvan hebben ƒ 3000 000 ofwel gemiddeld ƒ 65 200 per woning bedragen. 5. Het geschil en de standpunten van partijen 5.1. Partijen houdt verdeeld, of krachtens artikel 88 van de Woningwet de onderhavige vergunning is vrijgesteld van leges. 5.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de ambtenaar ontkennend. 5.3. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken. 5.4. Daaraan is mondeling, behalve de inhoud van de voormelde pleitnotities, toegevoegd – zakelijk weergegeven – 5.4.1. namens belanghebbende: 5.4.1.1. Bij haar secretariaat moet de bouwvergunning op 23 oktober 1995 zijn ingekomen. Alle post komt daar centraal binnen. Facturen worden niet door het secretariaat gestempeld maar meteen doorgezonden aan de Wnanciële afdeling ter inboeking. 5.4.1.2. Zij beschikt niet meer over de envelop(pen) waarin haar de vergunning en de nota zijn toegezonden. 5.4.1.3. Zij aanvaardt dat de ambtenaar uitspraak heeft gedaan als delegataris volgens het getoonde delegatiebesluit. 5.4.2. door en namens de ambtenaar: 5.4.2.1. De vergunning met toelichting, gewaarmerkte tekeningen en de inlichtingen over de bezwaarmogelijkheid plegen gezamenlijk te worden verzonden. 5.4.2.2. Zij betwist niet dat het bij deze renovatie en dit groot onderhoud gaat om ingrijpende voorzieningen. 5.4.2.3. Het wel of niet verleend zijn van overheidssubsidie is niet van belang. 5.4.3. en namens beide partijen: 5.4.3.1. Zij zullen het hof nader de wetsteksten toezenden waarop zij zich voor hun onderscheiden standpunten beroepen. 6. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar Uit de door belanghebbende overgelegde fotokopie van de legesnota blijkt niet, dat zij overeenkomstig artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vermeldt door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt. Volgens artikel 6:6 van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Nu over de wijze van bekendmaking in rechte geen zekerheid valt te verkrijgen, bestaat er geen reden belanghebbende alsnog in haar bezwaar niet-ontvankelijk te achten. 7. Beoordeling van het geschil 7.1. Artikel 88, eerste lid, van de Woningwet luidt: –1. Alle stukken, opgemaakt ter uitvoering van de afdelingen 4 en 5 van dit hoofdstuk, voor zover die stukken betrekking hebben op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven categorieën van woningen, standplaatsen of woonwagens, zijn vrij van legeshefWng, van de kosten van legalisatie en van grifWekosten. Artikel 34, eerste lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 (van 6 oktober 1994, Stb. 744) luidt: De vrijdom van legeshefWng, van de kosten van legalisatie en van grifWekosten ten aanzien van stukken als bedoeld in artikel 88 van de Woningwet, is van toepassing op door sociale verhuurders te verhuren woningen, standplaatsen en woonwagens, alsmede op woningen, beheerd door een sociale verhuurder, waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen. Ten tijde van de verlening van de onderhavige vergunning luidde artikel 3 van dit Besluit, voor zover hier van belang: –1. Van het voorlopige programma maken in elk geval deel uit: a. te bouwen woningen (enz.); b. (enz.); c. te treffen ingrijpende voorzieningen aan verhuurde of te verhuren woningen waarvan de bouw voor 1 januari 1946 is voltooid, hierna te noemen «ingrijpende voorzieningen aan woningen»; d. (enz.). De nota van toelichting op het voormelde Besluit luidt onder ‘ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING’, ‘Artikel 34’, ‘eerste lid’: Bij het in dit lid gehanteerde begrip «ingrijpende voorzieningen» moet worden gedacht aan hetzelfde criterium als hetgeen wordt gehanteerd in het kader van de verlening van geldelijke steun, dat wil zeggen een benedengrens aan de kosten van ƒ 50 000 (artikel 27). Onder dat begrip vallen voorts zowel gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde voorzieningen, alsmede zowel vooroorlogse als na-oorlogse woningen. Artikel 27 luidt, voor zover hier van belang: –1. Bij toepassing van artikel 22 ten aanzien van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning gelden de voorwaarden dat: a. de kosten van de voorzieningen meer bedragen dan ƒ 50 000 en b. de warmteweerstand (enz.). –2. Ingeval de toepassing, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een aantal administratief in een plan voor het treffen van ingrijpende voorzieningen samengevoegde woningen, en aan die woningen voorzieningen worden getroffen die in Wnancieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, wordt aan het eerste lid, onderdeel a, voldaan, indien de gemiddelde kosten van de voorzieningen aan de in dat plan opgenomen woningen meer bedragen dan ƒ 50 000. 7.2. De voormelde toelichting op artikel 34 geeft uitdrukkelijk aan dat het begrip ‘ingrijpende voorzieningen’ ook na-oorlogse woningen bestrijkt. Onverenigbaar hiermee is het standpunt van de ambtenaar, dat de in geschil zijnde vrijdom van legeshefWng zich niet zou uitstrekken tot na-oorlogse woningen als de onderhavige. 7.3. De verwijzing naar de reikwijdte van het begrip ‘ingrijpende voorzieningen aan woningen’ in artikel 3, eerste lid, van het voormelde Besluit baat de ambtenaar niet. De woorden ‘in elk geval’ in aanhef van dit artikellid brengen, zoals ook de artikelsgewijze toelichting vermeldt, tot uitdrukking dat niet is beoogd een uitputtende opsomming van de daar bedoelde categorieën te geven. Onaannemelijk is dan ook, dat aan deze woorden wèl beperkende betekenis zou toekomen voor de uitlegging van de slotzinsnede ‘alsmede op woningen, beheerd door een sociale verhuurder, waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.’ van het aangehaalde artikel 34, eerste lid. 8. Slotsom Het beroep is gegrond. 9. Proceskosten De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten Wscale procedures te berekenen op 3x ƒ 710 x 1,5 = ƒ 3 195. 10. Beslissing Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de ambtenaar alsmede het daarbij gehandhaafde gevorderde bedrag; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van ƒ 75 te vergoeden; – veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 3 195, te vergoeden door de gemeente P. Aldus gedaan te Arnhem op 8 oktober 1998 door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. (W.J.N.M. Snoijink) (T.J. Matthijssen) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 oktober 1998