Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1133

Datum uitspraak1997-08-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1220
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1220 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: X te: Z ambtenaar: de chef Wnanciën c.a. van de gemeente Noordoostpolder aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag soort belasting: hondenbelasting jaar: 1996 mondelinge behandeling: op 8 augustus 1997 te Arnhem door mr Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griUer waarbij verschenen: belanghebbende, alsmede de woordvoerster van de ambtenaar gronden: 1. Naar aanleiding van de grieven: 1.1. Artikel 4 van de Verordening hondenbelasting 1996 bepaalt dat de belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. De tariefopbouw die in artikel 5 is vervat, brengt mee dat voor de tweede hond tweemaal zoveel wordt geheven als voor de eerste hond, voor de derde tweemaal zoveel als voor de tweede en voor de vierde en verdere hond anderhalf keer zoveel als voor de derde. Deze maatstaf en dit tarief zijn niet in strijd met enige bepaling van de Gemeentewet. Belanghebbendes in de toelichting op grief 4 opgeworpen andersluidende stelling, zijn verwijzing naar de zienswijze van de staatssecretaris van binnenlandse zaken die blijkt uit diens brief van 13 juli 1981, nr. FB80/6323, aan gedeputeerde staten van Groningen en zijn verwijzing naar een bij pleidooi overgelegde bladzijde van de begrotingsvoorstellen voor 1997 baten belanghebbende voor dit geding dus niet. 1.2. De hondenbelasting is een gemeentelijke belasting, waarvan de invoering, wijziging of afschaUng blijkens artikel 217 van de Gemeentewet behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de raad. De wetgever heeft dus voorzien dat de ene gemeente wel en de andere niet een bepaalde belasting heft. De hierin gelegen ongelijkheid als waarop belanghebbende doelt, levert geen rechtsongelijkheid op, en evenmin op die enkele grond een willekeurige of onredelijke belastingheUng, daar zij door de wetgever bij het toekennen van de bedoelde bevoegdheid is voorzien. Grief 1 faalt dus. 1.3. De verordening voorziet niet in een verschil in belastingheUng voor honden die niet en die wel op de openbare weg komen. De stelling van belanghebbende dat de heUng over honden die niet buiten het particuliere erf komen niet onder hondenbelasting maar onder de onroerende-zaakbelastingen valt, vindt geen steun in de Gemeentewet of elders in het recht en wordt daarom verworpen. Grief 2 stuit hierop af. 1.4. Grief 3, waarin belanghebbende zich erover beklaagt dat hij is aangewezen tot het lid van het huishouden dat wordt aangemerkt als de houder van de honden die worden gehouden door zijn echtgenote, dochter en zoon, is door hem bij pleidooi ingetrokken. 2. Ambtshalve: 2.1. Op het aanslagbiljet, waarvan het orgineel door belanghebbende ter zitting is getoond en een kopie overgelegd, was de onderhavige heUng gepresenteerd als volgt: HONDENBEL. 01 A-WEG 1 2 67,10 HONDENBEL. 02 A-WEG 1 2 134,20 HONDENBEL. 03 A-WEG 1 2 268,40 HONDENBEL. 04 A-WEG 1 2 402,60 HONDENBEL. 04 A-WEG 2 2 402,60 De hondenbelasting is met twee aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen en één in de afvalstoffenheffing verenigd op één biljet, dat onderaan vermeldt: TOTAALBEDRAG VAN DE AANSLAG 2.692,94 De bijsluiter bij het aanslagbiljet, waarvan eveneens het origineel ter zitting door belanghebbende is getoond en een kopie overgelegd, vermeldt op blz. 1 ter toelichting op de codes en de tarieven voor de eerste tot en met vijfde en volgende hond: Op het aanslagbiljet staat dus aangegeven voor hoeveel honden u bent aangeslagen. Per aangeslagen hond wordt een aanslagregel afgedrukt. 2.2. Bij de beantwoording van de vraag, hoeveel aanslagen op één biljet zijn verenigd, is van belang hoe zij op het biljet zijn gepresenteerd (vergelijk de arresten HR 21 januari 1981, BNB 1981/100*, en HR 22 juli 1981, BNB 1981/278*). Het biljet ruimt vijf regels in voor de hondenbelasting maar geeft geen totaaltelling van de daarop aan deze belasting vermelde bedragen. Bovendien is ter zitting namens de ambtenaar toegelicht, dat op het biljet (aanvankelijk) vijf aanslagen in de hondenbelasting zijn verenigd en dat dit welbewust is gedaan om duidelijk inzicht te verschaTen in het aantal in de belasting betrokken honden en de daarop toegepaste tarieven. Noch de verordening noch de Gemeentewet schrijft voor, dat voor enig belastingtijdvak per belastingplichtige slechts één aanslag in de hondenbelasting wordt opgelegd, wat de heTende instantie vrijlaat in het opleggen van één aanslag voor elke hond. Een en ander noopt ertoe aan te nemen dat dit laatste is gebeurd. Dit vindt bovendien bevestiging in de formulering van de aangevallen uitspraak onder a, waarin naar de voorlaatste aanslagregel wordt verwezen met ‘de aanslag hondenbelasting met de omschrijving A-weg 1-2, groot X 402,60’. 2.3. Het gekozen stelsel van aanslagoplegging brengt mee, dat elke aanslag op zichzelf moet worden beoordeeld en niet hoger mag zijn dan telkens het voor één hond geldende tarief, ook al komt aldus de in artikel 5 van de verordening neergelegde zogenoemde progressie niet tot haar recht. slotsom: Daar belanghebbende terecht voor vier honden is aangeslagen, kan de eerste aanslag worden gehandhaafd en moeten de tweede, derde en vierde aanslag op grond van wat ambtshalve is geoordeeld worden verminderd tot telkens ƒ 67,10. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten Wscale procedures te begroten op: – ƒ 40 aan reiskosten, – ƒ 10 aan verblijfkosten en – 3 uur à ƒ 80 aan verletkosten, in totaal derhalve ƒ 290. beslissing: Het gerechtshof – vernietigt de uitspraak van de ambtenaar; – vermindert de aanslagen omschreven met ‘02 A-weg 1 2’, 03 A-weg 1 2’ en 04 A-weg 2 2’ tot ƒ 67,10 elk; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 75,– te vergoeden; – veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 290,–, te vergoeden door de gemeente Noordoostpolder. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 22 augustus 1997 door mr Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griUer. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 augustus 1997